rosita.reismee.nl

Echt weer thuis

In de trein van Utrecht naar Steenwijk

Ja! Het is gelukt. Ik zit in de trein, met fiets en tent op weg naar Oerol , en mijn OV-chip/ NS kortingskaart werkt.

Nadat me vanuit het vliegtuig de rechte en strakke landbouwpercelen waren opgevallen, zo anders dan die in Latijns Amerika (zouden die model staan voor het super en (over)georganiseerde Nederland?), landde ik vorige week na 5 maanden Latijns Amerika op Schiphol. Daar overhandigde mijn broer me met een veelbetekenende blik een tijdelijk papieren NS-kortingskaartje en een aparte OV-chipkaart voor bus en tram. 'Daar heb ik al veel tijd aan besteed, maar het is nog niet gelukt om het in orde te krijgen. Met deze tijdelijke oplossing kun je voorlopig reizen'

Welkom in Nederland, dacht ik bij mezelf en ik zou dit in de dagen erna nog vaak herhalen.

Met weemoed dacht ik terug aan de aardige kaartjesverkopers op de Nicaraguaanse bussen (verborgen werkeloosheid, dat natuurlijk wel), die het geld ophaalden met of zonder een kaartje, me een kontje gaven als de instap erg hoog was en mijn bagage overnamen. Met een geheugen als een pot onthielden ze van alle passagiers waar ze moesten uitstappen. Nu dus weer zelf nadenken.

Met broer en schoonzus reisde ik naar Utrecht en even later liep ik mijn oranje gekleurde buurtje in. Later hoorde ik op de radio hoe heel (?) Nederland overtuigd leek te zijn van haar voetbal overmacht. Na Nederland-Denemarken grijnsde ik: Welkom in Nederland.

Het valt me op hoe daarna op de radio de wedstrijd en het vervolg eindeloos werden herkauwd en uitgekauwd. Net zoals dat met de politiek gebeurt: ik merkte dat het voorjaarsakkoord al weer werd gerelativeerd en gedeeltelijk op de helling staat: Welkom in Nederland

Grappig hoe ik mijn gewoontes vanzelfsprekend oppak: blindelings fiets ik de route naar de stad, ik herken het geluid van de bladblazer onmiddellijk, ik grinnik over de wegafsluiting voor de ‘nationale Buitenspeeldag': Welkom in Nederland.

Als ik op de Maliesingel langs een nieuw kantoor fiets, stap ik af om door de ramen te gluren. Ze noemen zich: ‘de vereenvoudigers' (Welkom in Nederland!). Binnen aan de wand zie ik moeilijke Engelstalige schema's. Wat zouden ze doen?

Ach, het is mijn Nicaraguaanse bril, die ik nog even op heb, waarmee ik Nederland met een glimlach weer tegemoet ga. Het laat zien hoe thuis ik me heb gevoeld in Nicaragua, hoe ik van het prachtige land en de mensen ben gaan houden.

En tegelijkertijd realiseer ik me ook hoeveel geluk ik heb gehad om in Nederland geboren te zijn en er te leven. Nicaraguanen hebben het ook vaak met enige afgunst gezegd. Ik kon als vanzelfsprekend onderwijs volgen, me ontplooien, ik geniet van muziek, theater, sporten, kamperen en vakanties, ik heb betaald werk en, last but not least, ik kan gebruik maken van goede gezondheidszorg als dat nodig is (ook al wordt daar inmiddels op beknibbeld).

Dat voelt rijk en weldadig: WELKOM IN NEDERLAND!

18 juli 2012, echt weer thuis

Sinds enkele dagen ben ik echt thuisgekomen. Ik heb in de afgelopen maand genoten van fietsen door Nederland, van Oerol en van een fietsvakantie van Bremen naar Dresden. Daardoor ben ik ook weer helemaal ingeburgerd en wacht het ‘gewone' leven: zoals het (grondig) snoeien van de dichtgegroeide tuin, opruimen van de reisspullen, nagenieten met foto's en dagboeken (dat zal nog wel een tijdje doorgaan) en over 10 dagen weer aan het werk. Ik hoop overigens dat mijn gewone leven ‘anders' zal blijven dan vóór mijn verlof, door heel veel ervaringen en herinneringen, met associaties en wijze lessen van Nicaragua en haar mensen.

Dit is mijn allerlaatste verhaal. Dankjewel dat jullie me al die tijd volgden. Het ga jullie goed! Met velen van jullie zal ik weer persoonlijk contact hebben. Daar zie ik naar uit!

Liefs, Rose-Marie

Vier maanden Nicaragua

Vier maanden Nicaragua zijn lang niet genoeg om een land te leren kennen. Mensen van de stedenbanden, die Nicaragua al jaren volgen, zullen me in wat ik hier schrijf hopelijk corrigeren en aanvullen, zodat ik dit land beter ga begrijpen. Ik heb veel indrukken én vragen, geen eenduidige antwoorden. Vaak heb ik me afgevraagd waarmee dit straatarme land er bovenop kan komen. Ik heb een paar cijfers opgezocht: Het land heeft een enorme staatsschuld van 6 miljard dollar[1]. Dat is enorm, want de totale geldwaarde die per jaar met eindproducten en diensten wordt verdiend (Bruto Binnenlands Product) is maar 4,5 miljard. Er wordt voor een miljard meer ingevoerd dan er geëxporteerd wordt, een (verborgen) werkeloosheidspercentage van 45%. Veeteelt, visserij, tuinbouw en (eco)toerisme schijnen (o.a.) groeisectoren te zijn. Momenteel bestaat de uitvoer vooral uit koffie, (rund)vlees, garnalen en kreeft, tabak en suiker. In vrijhandelszones (bijvoorbeeld bij Masaya en Managua, ik kwam er net langs), worden grote enorme Koreaanse en Taiwanese (assemblage) ondernemingen gebouwd. Nicaragua is ontdekt als een super lage lonenland. Werkgelegenheid, dat wel, maar extreem lage lonen, vaak geen recht op organisatie in vakbonden en houdt Nicaragua er eigenlijk (belasting)inkomsten aan over? Tot zover ‘de theorie', die ik weinig opbeurend vind.

Toch ook zag ik (na een zekere gewenning aan de armoede), dat er tot in de kleinste dorpen in de afgelopen 3 decennia projecten zijn (geweest) om latrines aan te leggen, dat het grootste gedeelte van de bevolking toegang heef tot veilig drinkwater (85% zocht ik op, overal zie je dat er putten zijn geslagen), idem tot elektriciteit. Ook in kleine gehuchten (of groepen van gehuchten) zijn basisscholen, vaak gebouwd door organisatie van bewoners zelf, met buitenlandse steun. En er is gratis gezondheidszorg (75% heeft toegang tot gezondheidszorg), hoewel ik twijfels heb over het niveau van de openbare zorg. Ook is er niet ‘alles' voor handen, zodat er toch bijbetaald moet worden of uitgeweken naar particuliere klinieken. Mensen op het platteland hebben na 1979 eigen grond gekregen om te kunnen bewerken (helaas heb ik daarvan geen cijfers: welk percentage heeft grond gekregen en hoeveel daarvan hebben de grond niet weer verkocht?)

Met alle nuanceringen die je daarbij kunt maken, is dat toch een enorme verbetering in de situatie van de Nicaraguaanse bevolking.

De sandinistische overheid

Ooit bevrijdden de sandinisten in 1979 het land van de Somoza-dictatuur. Na een burgeroorlog in de 80-er jaren en regeringen van andere signatuur zijn de sandinisten weer sinds 2004 aan de macht, sinds januari met absolute meerderheid en dus de absolute macht. De president, Daniel Ortega bovendien illegaal want voor een derde regeerperiode (vorige week zag ik een kop in de krant dat hij al nadenkt over de vierde periode vanaf 2016). Meningen over de overheid, landelijk en lokaal, heb ik in alle toonaarden gehoord: 'Stemmen werden gekocht voor de verkiezingen in november 2011, er worden top down mensen gewisseld en kandidaten aangesteld op gemeentelijk niveau (in Leon is er daardoor nu een hele zwakke burgemeester) en in overheidsorganisaties. Er blijft geld aan de strijkstok hangen binnen de overheid, onduidelijk is wie welke prioriteiten stelt. Je moet relaties hebben met de sandinisten om werk binnen de overheid te krijgen.'

En ook loyalere reacties: 'ik heb mijn huidig leven met grond en een huis te danken aan de sandinisten, er zijn woningbouwprogramma's, er worden huizen verbeterd, we werken samen in microkredietprogramma's.'

Een ambivalent beeld van de sandinistische overheid. Bij mij blijft de indruk hangen van een wankele en onbetrouwbare overheid, waarop je (bijvoorbeeld als particuliere organisatie op het gebied van onderwijs of gezondheidszorg) niet kunt bouwen. Bij particuliere, onafhankelijke organisaties zag ik een (gezond) wantrouwen en scepsis ten aanzien van de overheid dat zich vertaalde in (slechts) informeren over werkzaamheden, (voorzichtige) samenwerking/coördinatie tot volstrekte afzondering van de overheid met volledige autonomie.

Een bypass[2]

Hoe de verhouding tot de overheid ook is, duidelijk werd me dat er van allerlei landen buitenlandse (particuliere en overheids)steun en projecten in Nicaragua zijn. Waar ik ook met de bus reed, overal zag ik borden langs de weg waarin programma's werden beschreven én hun donateurs vermeld. Japan, V.S, Canada, Zwitserland, Noorwegen, Italië, Duitsland, Nederland, Spanje, de EU, ik zal vast landen vergeten zijn. Onduidelijk voor mij is of en hoeveel er daarnaast nog van buitenlandse overheid naar Nicaraguaanse overheid gaat. Ik ben benieuwd naar percentages en verhoudingen tussen ‘Nicaraguaans'en buitenlands geld en naar begrotingen van ministeries als onderwijs en gezondheidszorg. Ik verwacht schokkende cijfers, want wat krijgt de Nicaraguaanse overheid nou binnen van binnenlandse belastingen?

Ik denk dat de buitenlandse particuliere steun vooral ook via particuliere organisaties loopt, als een bypass om de overheid heen. Nicaraguaanse particuliere organisaties houden dat ook graag zo, sceptisch als ze zijn over de overheid; én ze hebben daardoor invloed op werk en prioriteiten en op hun eigen werkgelegenheid.

En zo zag ik dat er in één en hetzelfde dorp 3 of meer organisaties werkzaam zijn (allemaal met buitenlands geld), soms met overlappende activiteiten zonder dat er enige samenwerking is of zelfs maar contact. Het zou (is mijn ‘bescheiden' mening) de effectiviteit bevorderen als er een betrouwbare, integere overheid zou zijn, die beleid ontwikkelt, coördineert en werkzaamheden op elkaar laat aansluiten. Dat zie ik voorlopig niet gebeuren; trouwens ook verwacht ik geen samenwerking tussen particuliere organisaties onderling. 'Ze zijn elkaars concurrenten vanwege geld uit het buitenland', merkte iemand op toen ik mijn verwondering uitsprak over het ontbreken van samenwerking.

Tegelijkertijd zag ik in die particuliere organisaties veel gedrevenheid: de mensen zijn super gemotiveerd en werken niet volgens kantooruren. En, ik zag deskundigheid en kennis (nog zo'n enorme verbetering voor veel mensen) en opleiding. Al snel trok ik de conclusie dat er hier geen grote noodzaak is om (buitenlandse)vrijwilligers in te zetten voor kennis, wel vanwege buitenlandse solidariteit. Want wat er ontbreekt bij de meeste particuliere organisaties, is geld.

Mijn bijdrage

Als vrijwilligster was mijn bijdrage dan ook heel beperkt, vooral praktisch gericht op wat zich voordeed. Veel meer dan een bijdrage vond ik het een uitwisseling van ervaring en manier van werken, soms verrassend hetzelfde als in Nederland. Vaak zag ik, en dat vind ik logisch, dat allerlei groepsprocessen en interpersoonlijke relaties en processen in groepen en teams (waar ik me in Nederland mee bezig houd), hier minder aandacht krijgen: concrete verbeteringen, informatie en voorlichting hebben hier de overhand ( de piramide van Maslow: http://nl.wikipedia.org/wiki/Piramide_van_Maslow )!

Belangrijker was zeker ook voor de organisaties waarbij ik betrokken was, mijn relatie naar Nederland, vermoed ik. Mensen in organisaties wilden dat ik mijn ‘landgenoten' informeerde over hen en hun werk, dat ik financiële bronnen aanboorde of nieuwe vriendschapsbandenbanden zocht. Soms bleek mijn aanwezigheid hen zelfvertrouwen te geven: 'Als zij ons werk goed vindt, dan blijven wij er zelf ook in geloven', kreeg ik bijvoorbeeld bij mijn afscheid te horen.

En voor mijzelf?

Heeft de tijd in Nicaragua me gebracht wat ik hoopte te vinden? Zeker! Ik kon me verbinden met organisaties en hun mensen. Ik ondervond en liet me inspireren door hun bewogenheid en gedrevenheid, hun openheid was weldadig. Inspirerend vond ik het ook dat mensen voor ‘de zaak' gaan en, voor zover ik dat kon zien, weinig bezig zijn met ellebogenwerk of het zichzelf op de kaart zetten. Ik voelde hier geen stress (ik deed een tijdje onderzoek: 'hoe komt het dat jullie zonder stress werken?', vroeg ik iedereen waarmee ik op pad ging; zonder een eenduidig antwoord, overigens), ik nam tijd om dagelijks te mediteren en vond het heerlijk om in alle vroegte al een beetje te lezen. Mijn tempo ging omlaag en ik deed meestal één ding tegelijk. Heerlijk om (een tijdje) veel minder prikkels te krijgen van radio en tv, cultuur en afspraken. Anderzijds merkte ik ook, dat ik gedij bij regelmatige uitdaging. Die ging ik hier in bepaalde aspecten van het vrijwillig werken, missen: goed om te weten als ik weer in Nederland werk. En, last but not least: ik ontdekte dat schrijven ook leuk kan zijn!

En naast dat alles ging ik regelmatig op pad, een dag, een weekend en tien dagen toen ik voor mijn visumverlenging naar Costa Rica moest. Ik heb veel van het land gezien, verschillende streken, vooral ben ik in natuurgebieden geweest: wandelen, vogels en praatjes met mensen die ik tegenkwam. Jullie hebben erover kunnen lezen.

Echt uitgerust en losgekomen, en me thuis gevoeld, energiek en vrolijk, door de verbinding met Nicaragua en haar mensen: dat is mijn ‘eindevaluatie'. Deze periode heeft me verschrikkelijk goed gedaan: Nicaragua bedankt!

En ook jullie!

Ja, ook jullie bedankt! Jullie waren vaak dichtbij, zeker als ik dat nodig had (wat was dat anders dan 35 jaar geleden!) Door Skypecontact met soms intervisieachtige gesprekken (die hielpen me verder in mijn activiteiten) of gezellige uitwisseling van nieuwtjes, door reacties op mijn reisblog (met Frieda als onbetwiste winnares!) en mails. Door de dingetjes die jullie me meegaven: het dagboekje en het opschrijfboekje zijn vol; Cristoffel , het beschermengeltje en het gelukspoppetje reisden al die tijd met me mee; het hartje en Johans foto's hadden hun vaste plek op het nachttafeltje.

En, tot slot, ik hoefde me geen enkele zorg te maken over ‘Nederland': oudste broer Jan en schoonzus Hanneke verzorgden mijn huis, post, opslag van foto's en teksten: dankjewel!

En nu?

Afgelopen dagen stonden in het teken van afscheid. Regelmatig was ik geroerd. Vanochtend nog, omdat de twee vrouwen, in dienst bij de rijke familie, me een afscheidscadeautje kwamen brengen met een dikke knuffel (ook met hen had ik het erg goed). Vanavond komt mijn jongste broer Joost aan in Managua (ik zit nu al in een hotel, tegenover het vliegveld). We gaan 10 dagen samen op pad, eerst naar Matagalpa (slapen en ontbijten in het Casa Materna, zodat hij iets van mijn sfeer leert kennen) en daarna enkele toeristische plekken bezoeken. Ik kijk er naar uit!

Daarna vertrek ik naar Ecuador waar me een georganiseerde groepsreis wacht. Ik ben heel benieuwd of ik nog in zo'n gepland gareel pas! Ik neem me voor het open aan te gaan.

Tja, en dan dit reisblog: ik weet niet of ik de komende tijd nog zal schrijven, jullie merken het wel. In ieder geval hebben jullie één ‘verhaal' te goed. De titel heb ik al: Weer thuis

Tot ziens!

Liefs,

Rose-Marie



[1] Cijfers van 2004 en 2005

[2] Metafoor hoorde ik van Nederlandse ambtenaren

Enclave in Nicaragua

Daar ben ik in beland, op 3 uur reizen van Leon naar het noordwesten. In een ‘rancho' met ‘slaaphutjes' met palmrieten daken. Direct aan het strand gelegen. De voertaal is hier Engels , ik verbaas me er over hoe vooral Amerikanen als vanzelfsprekend tegen iedereen in het Engels beginnen. Er is hier een bonte verzameling aan nationaliteiten: Amerikaans, Canadees, Frans, Duits, Zwitsers, Fins, Oostenrijks, Nederlands (naast mij is er ook een Nederlands stel). Blijkbaar doet een aanbeveling in een reisgids én de opmerking ‘Engelssprekend' wonderen voor buitenlandse toeristen. Deze locatie werd me aanbevolen door een Amerikaan. Velen komen hier om te surfen of om in een hangmat aan het strand te liggen, ik wil naar het beroemde mangrovereservaat Padre Ramos hier vlakbij, oa om vogels te zien.

Vanuit mijn hangmat (twee halve middagen is voor mij genoeg) zie ik hoe het leven hier verloopt: eten (veel groenten, dat wel, Amerikaanse lekkernijen als Brownies en bagels), naar de hangmat om te slapen of te lezen, bij eb beetje surfen en eind van de middag de zee in. Sommigen krijgen er geen genoeg van, want ze zijn hier een week en komen er al voor de derde keer (even een weekje afzakken vanuit de VS, zoals wij Nederlanders dat doen naar Spanje of Marokko).

En voor even dus in die hangmat, beetje schommelen en wegsoezen, om op zondagmiddag telkens opgeschrikt te worden door een enorme ‘bonk'. Daarmee dringt de Nicaraguaanse ‘buitenwereld' ons rijtje hangmatten binnen, want naast ons oogsten twee Nicaraguanen de kokosnoten. Ongelofelijk hoe de mannen op blote voeten de kokospalmen in klimmen (hier geen klimschoenen of -touwen), zo tegen de stammen op en ze de noten lostrekken. Daarna zijn ze de hele middag in de weer om met hun messen de bast eraf te kappen. Ze vertellen dat ze de noten gaan verkopen in Chinandega, de dichtstbijzijnde stad.

Als het water nog verder terugtrekt, zie ik de Fregatvogels en de Pelikanen verschijnen; met het zeewater dat lichtgroen wordt door de rode zon(sondergang) , is dat prachtig. De vissers maken inmiddels hun boten gereed om de zee op te gaan. De dorpen, Jiquilillo, waar ik verblijf, El Zorro en Padre Ramos kennen alleen maar vissers, het zij op zee hetzij in het mangrovereservaat.

Ik geniet na van de excursie eerder op de dag. Samen met een Canadees loop ik om 6 uur 's ochtends naar een verderop gelegen winkeltje, waar we hebben afgesproken met David. Vanwege een lekke fietsband is hij aan de late kant, maar rond half negen gaan we per kano het mangrovegebied Padre Ramos in. Het is laag water, dus veel vogels op de drooggevallen strandjes: lopertjes, als Sandpipers, alle soorten reigers, Ibissen én de roze lepelaar. We peddelen (ik deel een kano met David) een smallere reep water in en ik leg regelmatig de peddels neer om naar een vogel te kijken. Het allerkleinste ijsvogeltje is verschillende keren mooi te zien, de tijgerreiger laat zich van dichtbij fotograferen, doordat we de kano zonder te peddelen zijn richting op laten drijven. Ondertussen vertelt David over andere dieren, zoals schildpadden en oesters (vrouwen wroeten die uit de modder, zich tussen de wortels van de mangrove wringend, ze halen hun handen open aan de vlijmscherpe messen van de oesters). Over de zwarte en rode mangrove. De eerste ademt het zout uit via het blad, de tweede via de wortels. Hij laat me zien hoe het zaad van de rode mangrove wortel schiet, door er één te plukken en de staak in het water te laten vallen: daar staat de staak, klaar om blad én later, veel wortels te ontwikkelen. Op het ‘open' water geniet ik van de ‘lisa's', vissen van een centimeter of 15 à 20, die voortdurend over het water springen, opgeschrikt door onze peddels of een agressieve vis.

'Was je gisteren naar de universiteit in Leon', vraag ik David (dat was me namelijk verteld). Lachend geeft hij antwoord: 'Was dat maar waar, ik zit helaas nog op de middelbare school, want ik was drie jaar helemaal de weg kwijt. Heb alle soorten drugs gebruikt, gevochten en uiteraard ben ik in die periode niet naar school geweest. Amerikanen, met een project hier, haalden me uit die situatie en bij een Amerikaanse vrouw met het kanobedrijf hier, werk ik nu sindsb anderhalf jaar. Zij heeft vertrouwen in me en laat het hele bedrijf aan me over, nu ze in de V.S is.'

Dat is ‘de andere kant' van de Amerikanen. Weliswaar bezitten ze een toenemend aantal toeristische bedrijven hier (ik zou willen dat Nicaraguanen het toerisme in handen krijgen), vaak investeren ze een gedeelte van hun winst in sociale projecten in de omgeving. Dat doet de eigenaar van ‘mijn rancho' ook in het dorp Jiquilillo.

David wordt inmiddels wat losser, vraagt om de uitspraak van de Engelse namen van de vogels, waarop hij me blijft wijzen. Hij kent en ziet ze allemaal. 'Als kind al kende ik alle stroompjes van het gebied én alle vogels met hun lokale namen. Nu leer ik ook de Engelse namen.' En hij wil zijn uitspraak verbeteren, want op school leert hij volgens hem geen goed Engels. En we kletsen wat over zijn leven nu en in de toekomst. Na een tussenstop op een strandje vlakbij de opening naar zee, kanoën we terug.

Bij aankomst in de rancho, zien we pas dat de enorme onweersbui van de nacht ervoor schade aangebracht heeft aan diverse rietpalmen daken. In de nok van het dak van het hoofdverblijf, zit een man palmstukken aan te vullen, om het dak te herstellen. Verder lijkt hier het ritme van alledag zijn loop te hebben, mensen hebben net gegeten en vertrekken richting hangmat. Wat ik even later ook doe.

Maandagochtend, vind ik het ook fijn om deze enclave weer te verlaten; het was mooi maar lang genoeg. Ik geniet meer en voel ik me beter op mijn gemak in Nicaragua.

Theatergroep Malinche presenteert: "Freíte los güevos"

In de achterbak van de vrachtwagen van Daniel, op de terugweg van la Goyena naar Leon, heb ik alle gelegenheid om mijn ervaring van vanmiddag te verwerken. Ik zit er lekker, in een heerlijke bries, met zicht op een rode zonsondergang, ik neem voor lief dat ik hotsebots omdat de weg vanwege een aantal regenbuien nóg slechter is geworden. Eerst heb ik samen met de jongeren van de theatergroep tussen de attributen en decorstukken gezeten. Inmiddels zijn die spullen afgeleverd en ook de jongeren zelf zijn dichtbij hun huizen, onderweg, uit de vrachtwagen geklommen. Vanwege geluidsboxen en oudere lifters ín de vrachtwagen, zit ik achterop.

Flarden en indrukken schieten door mijn hoofd van de presentatie van het theaterstuk van de jongerengroep van la Goyena. Met een confronterend thema: tegen seksueel geweld én op een confronterende manier want de jongeren spelen een verhaal dat echt gebeurd is in hun dorp. Ik schreef al eerder over deze jongerentheatergroep in februari: http://rosita.reismee.nl/reisverhaal/177893/jongerentheater-in-la-goyena-dat-ze-een-beetje-kritisch-worden/

Intussen hebben ze inderdaad de interviews in hun eigen omgeving gehouden. 'En daarin komen heel schrijnende situaties naar voren. De mensen hebben in de interviews hun hart gelucht. We hebben meer dan 20 verhalen. De problematiek van seksueel geweld is echt gigantisch', vertelt Daniel op de heenweg. Hij begeleidt al jaren kinder- en jongerengroepen in la Goyena. Vervolgens hebben de jongeren het script besproken en vastgesteld én zijn de rollen verdeeld. 'Ze hebben lef, deze jongeren. Ze gáán ervoor, om dit thema in hun eigen dorp aan te pakken. Ze zullen vast flauwe opmerkingen krijgen van hun leeftijdgenoten. Daar moeten ze dan toch maar op weten te reageren', vervolgt Daniel. Hij kent de jongeren én het dorp door en door. 'En daarna gaan ze het stuk minstens nog 15 keer elders opvoeren'.

Er is in de paar maanden sinds mijn bezoek hard gewerkt, kan ik zien: in een paar minuten hebben de acteurs hun toneel ingericht op een erf. Attributen hebben ze meegebracht en worden bereidwillig aangevuld door de buren. De acteurs kleden zich ‘achter de coulissen' terwijl Daniel en Luis, de directeur van de jongeren en geluidsman, de geluidsinstallatie aansluiten (er is net weer elektriciteit na de enorme regenbui van gisteren). Na een kwartier zijn ze rond en is het wachten op het publiek. Door de snoeiharde muziek (en de eerdere mondelinge uitnodigingen) komt dat al snel, zij het schoorvoetend, aanlopen. Kinderen klimmen in bomen om beter te kunnen zien, vrouwen wordt gemaand dichterbij het toneel te komen zitten. Helemaal achteraan hangen jonge knullen op hun fietsen. Ze kunnen beginnen!

'Freïte los Güevos', oftewel heb je de eieren gebakken, maar dan uiteraard in dubbele betekenis, want eieren, zoals ik al eerder vertelde, hebben hier ook de betekenis van ballen. Doordat de echtgenote via een briefje vraagt of haar man in haar afwezigheid nog eieren wil bakken (daar is ze niet aan toegekomen), voelt de man zich zwaar beledigd. Natuurlijk slaat de echtgenoot er flink op los met de riem (dat wordt gefingeerd in de ‘coulissen', reden voor de kinderen om daar ieder keer hard naar toe te rennen om het slaan in het echt te zien!) De andere verhaallijn die er door heen loopt, is dat de zogenaamde vriendin van de echtgenote, ook de minnares van de man blijkt te zijn. Het stuk loopt dramatisch af, omdat de man zijn vrouw vermoordt.

Ze spelen met overtuiging. Op alle (voor mij) pijnlijke situaties, reageert het publiek met enorme lachsalvo's. 'Is het zo bekend en gewoon wat hier wordt gespeeld, dat het niet schrijnende is? Wordt ongemak weggelachen?', vraag ik me tijdens het stuk af. Nieuwsgierig wacht ik de aangekondigde discussie af na het stuk. Na groot applaus, komen de acteurs bij het publiek zitten om reacties te krijgen. 'Hebben jullie vragen, commentaar, reacties?' En nog eens wordt erom gevraagd, maar het blijft stil. Naderhand becommentarieert ook Daniel dat de lacherige reacties tijdens het stuk en de stilte erna, waarschijnlijk te maken hebben met het confronterende thema. 'Maar het stuk geeft vast stof tot nadenken'.

En, in de vrachtwagen, bedenk ik dat de jongeren zelf in februari ook niet zo makkelijk op de inhoud van hun sketches reflecteerden. Het is een kwestie van lange adem.

Als ik in Leon uit de vrachtwagen klim zullen de jonge acteurs hun dagelijkse bezigheden inmiddels al weer hebben opgepakt, met de volgende voorstelling over twee weken in het vooruitzicht. Dán voor leeftijdgenoten op een middelbare school, in de buurt van Leon.

Afscheid van de Pipitos

Met Alicia, de voorzitter van de organisatie van ouders van gehandicapte kinderen, de Pipitos in Esquipulas, reis ik vandaag, voor het laatst, terug uit Esquipulas. We nemen samen de laatste bus van 14.30, nadat we uitgezwaaid zijn door Francis en haar Jeffrey, Donja Paula en Aura Lili. Alicia woont, naar ik hoorde, ‘een stukje' buiten Esquipulas. Naast haar in de bus, bewonder ik haar nieuwe mobiele telefoon, waarmee ze vandaag uitgebreid foto's maakte van de computerles. Ik zie dat er internet op zit. 'Ja maar die doet het nog niet', vertelt ze, 'dat komt nog wel'. Als ze aan de kaartjesverkoper meer betaalt dan ik voor mijn reis naar Matagalpa, verbaast me dat: 'Ik betaal ook voor de vracht die ik mee terug neem. Ik heb vandaag inkopen gedaan in Esquipulas'. Ik neem aan dat het een flinke vracht zal zijn en ben benieuwd hoe ze die meeneemt: 'Hoe krijg je al die zakken thuis?', vraag ik verwonderd. 'De beesten staan op me te wachten', antwoordt ze, alsof dat voor mij de gewoonste zaak van de wereld zou zijn. 'Zij dragen de last en ik loop ernaast en let erop dat het goed gaat'. Ik laat het tot me doordringen. Inderdaad heb ik dat al vaker gezien. Paarden staan langs de kant van de weg aangelijnd te wachten op de eigenaar tot die met vracht uit de bus stapt en over een al of niet duidelijk pad het veld in loopt. Mannen of vrouwen, dat maakt hier niet uit. 'Hoe laat ben je dan thuis en loop je op deze hakken?' Ze gaat elegant gekleed met een rood gestreepte strakke rok, een wit t-shirt en zwarte schoenen met hak. 'Ik ben om 5 uur thuis, net als jij, maar jij hobbelend in de bus en ik lopend; op blote voeten, ik doe mijn schoenen uit.' Lieve help, twee uur lopen naar huis, wat ze vanmorgen ook al op de heenweg heeft gedaan. Ze vertelt me over haar huis/boerderij, waar ze een heleboel dieren houdt. Uit de manier van praten maak ik op hoe ze daarvan houdt. En passant vertelt ze dat ze geen elektriciteit heeft. In de bus nemen we afscheid, we blijven elkaar herinneren en hopen elkaar ooit weer te zien, 'In ieder geval daar boven', wijst ze. Als ze uitgestapt is, nadat ze me op bergen erg ver weg heeft gewezen 'daar ergens wonen we', en ik inderdaad twee paarden op haar zie wachten, vind ik ook dit weer onvoorstelbaar. Hoe ze energie en tijd vindt om actief te zijn in de Pipitos, met een dochtertje van wie een hand verlamd is (een prachtig meisje van 7 jaar, pientere ogen, zie ik op foto's op haar mobiel) en met alle werk daar ver weg op het platteland. En dan ook nog met de ambitie om op de computer te leren werken. (Vorige keer was zij het die mij lieve briefjes schreef, waarin ze meldde dat het de eerste keer was dat ze achter een computer zat.) Gelukkig heb ik een paar keer tegen haar gezegd dat ik haar bewonder.

Vanochtend was het ‘klasje' weer compleet en zelfs uitgebreid met het meisje dat de voorschoolse opvang van gehandicapte kinderen begeleidt (door het slechte weer waren er vandaag geen kinderen). Ik voelde me een strenge juf, door ze één voor één achter de computer uit te nodigen en te ‘overhoren': 'Weten jullie nog wat je twee weken geleden hebt geleerd?' Enigszins lacherig laten ze dat zien, de één opent vlekkeloos haar documenten, vult ze aan en slaat ze op, de ander wordt door de eerste bijgestaan. Allemaal krijgen ze het voor elkaar. Dat vind ik bijzonder en geef ze daarvoor complimenten en ik motiveer ze om hun kennis regelmatig te oefenen.

Intussen zit Donja Paula, de secretaris van het bestuur, een gepensioneerde onderwijzeres, op afstand tevreden toe te kijken hoe ‘de jongeren' geconcentreerd achter de computer zitten. Af en toe staat ze op (vanwege 'pijnlijke vaten' in haar benen), let op Francis' zoon Jeffrey en rommelt in kasten op zoek naar cadeautjes voor het afscheid. We voelen allemaal dat ik er vanochtend voor het laatst ben, regelmatig maken ze daar opmerkingen over.

Voorlopig moet er ook nog hard gewerkt worden. Allemaal leren ze hun document printen én er moeten, voor de verantwoording van financiële steun, tussenrapportages geschreven worden. Dat gaat deze keer op de computer!

Als de documenten klaar zijn (ik neem ze mee naar Matagalpa, dat scheelt hen weer een reis), blazen we uit. 'En zeggen jullie later niet, dat jullie weer alles vergeten zijn', grap ik tegen ze. 'We hebben al afgesproken dat we af en toe gaan oefenen, als we een vergadering hier hebben', stelt Alicia me gerust. Blijkbaar hadden ze net dit duwtje nodig. Ook bespreken we dat er iemand uit Esquipulas misschien vervolg kan geven, zodat ze meer leren. En Francis wil ook Excell onder de knie krijgen, om de rapportagens in kolommen te kunnen afleveren.

En dan écht afscheid, met zelfgemaakte cadeautjes van hen, ik heb nog wat kleine Nederlandse dingetjes meegebracht, we nemen laatste foto's (haren los en brillen af) en geven flinke knuffels. Zóveel warmte en hartelijkheid heb ik van deze vrouwen gekregen, zomaar...

Mijn gewone leven

Thuis

Misschien kregen jullie door mijn verhalen in de afgelopen 3 maanden de indruk dat ik hier van hoogtepunt naar hoogtepunt leefde. Met daarbij ook nog een flinke smak vakantie. Inderdaad heb ik veel indrukwekkends meegemaakt én heb ik genoten van uitstapjes en vakantie. Maar toch ook heb ik daar tussen in ‘gewoon' geleefd.

Ik ging me thuis voelen in Matagalpa en Leon. Net zoals dat in Nederland gaat als je naar een andere stad verhuist. Ik kreeg in beide steden een vaste bakker met bruin brood, het regelmatige loopje langs stalletjes op straat voor groenten en fruit (even kijken of er nog een plak ananas klaarligt), een supermarkt. Ik leerde de loop van de bussen kennen, de verschillende busstations en kreeg handigheid in taxi's aanroepen. Ik ging naar ‘huis' als ik naar één van de twee huizen ging, waar ik bij gezinnen woonde. In Matagalpa bij een rustig middenklasse gezin. Daar kon ik goed op mezelf zijn op mijn kamer en schreef ik vaak mijn verhalen achter mijn ‘bureau'. In Leon werd de rijke familie, met hun drukke kinderen me ook vertrouwd én lief. Ik had met ze te doen omdat ze aandacht van hun ouders tekort komen. Hoe anders de ouders ook zijn in hun manier van leven en opvattingen, ze waren tegelijkertijd hartelijk en erg gastvrij. Ik verruimde in dat grote huis letterlijk mijn bewegingsruimte, door ook in de schommelstoelen aan de patio of in de salon te gaan zitten. Ze vonden het allemaal vanzelfsprekend. Ik ging met ze mee op een familie-uitje (voor het eerst in drie maanden weer baantjes gezwommen!); Ximena van 4 jaar, genoot op mijn arm in het diepe bad.

En, tenslotte, hielpen ‘werkafspraken' om me hier thuis te voelen. Die moest ik, zeker in het begin, zelf creëren en dat is wel anders dan werk en structuur in Nederland. Vaak voelde ik me over mijn (kleine) bijdrage tevreden en nuttig, soms overbodig. Ook waren er dagen waarop het werk me te weinig uitdaging bood en ik terneergeslagen was. Ook dat hoort bij het gewone leven. Ik dacht er steeds minder bij na dat ik in dagen geen Nederlands meer sprak, ging steeds vaker in het Spaans denken. Kortom, mijn leven was vaak gewoon, ‘alsof ik thuis ben'.

Kijken, kijken en nog eens kijken

De afgelopen weken, met mijn vertrek in zicht, probeerde ik weer te kijken zoals in het begin. Om allerlei ‘gewoons' te blijven herinneren. Een kleine impressie:

Op busstations bracht ik veel tijd door doordat ik forensde tussen Matagalpa en Leon. In de ambulante verkoop daar is het aanbod zo groot (in feite verborgen werkeloosheid), dat ik me afvraag hoe mensen hiervan (over)leven. Er lopen tientallen verkopers en verkoopsters met de zelfde waar: water (in zakjes, wat een uitvinding!), frisdrank, cashewnoten, rosquillas (heerlijke maiskoekjes waar ik al eerder over schreef, die koop ik altijd) en de onvermijdelijke Vigorón (die aangeprezen wordt met een enorme uithaal op de laatste lettergreep: Vigoróóóón; geserveerd op een bananenblad, gaar gekookte yucawortel, koolsalade, chicharón= uitgebakken varkensspek van net onder de harige huid, wat pikante saus op verzoek): hét nationale eten onderweg. Bijna zie ik de prachtige kanten schortjes van de verkoopsters niet meer, hun kant is er in alle kleuren, helemaal wit vind ik ze het mooist. De verkopers met een tafeltje zijn voortdurend in de weer om hun omgeving van hun handel schoon te houden. Dat betekent vochtig maken en veel vegen (in deze droge tijd wordt het steeds meer stof happen) en het afval van het standje wegvegen (al het afval van versnaperingen gooi ‘je' gewoon op de grond); de verkopers en gemeentelijke vegers hebben daar hun handen vol aan.

In de steden en dorpen moet ik iedere keer weer grinniken om de directheid van het woord ‘tragamonedas': muntenschrokkers, het zijn speelhallen die ik hier tot in de kleinere dorpen tegenkwam.

En ik zie toch ook weer nieuwe dingen. Op mijn dagelijkse wandeling ontdek ik een houten keet voor hanengevechten. Ik begrijp dat er flink geld wordt verdiend of verloren met die gevechten. In een boom langs de rivier vlakbij huis, strijken tegen zonsondergang tientallen ‘staartmezen' (Scissor-tailed Flycatchers) neer. Daar loop ik voor terug met verrekijker!

In de bus verveelde ik me nooit. Bijna altijd reisde ik in een (in de VS afgeschreven) schoolbus, waarin de Engelse teksten zijn blijven zitten (in de VS voor 7000 doller gekocht en hier voor 12000 verkocht). Ik luisterde niet meer echt naar de medicijnverkopers die er hun waar aanprezen. Hier geen artsenbezoekers maar rechtstreekse verkoop aan ‘de patiënt'. In het begin had ik de neiging om op te staan en te roepen: 'Koop het niet! Besteed je geld beter aan groenten en fruit ipv aan deze onzin.' Op het kruispunt van wegen naar Leon, Managua, Matagalpa en Estelí, midden in een tuinbouwvlakte, stuiven de ambulante groenten verkopers op iedere bus af met hun zakjes uien, aardappelen, tomaten en paprika's. Handig die schoolbussen, vóór klim je er in en je springt er achter weer uit. Ik genoot van de samenwerking tussen buschauffeur en zijn begeleider/kaartjesverkoper. Met recht mag je de laatste een steward noemen. Hij sjouwt zware zakken en je grote bagage het dak van de bus op, fluit of roept 'dále' tegen de chauffeur als iedereen binnen is en de vracht op het dak, die vervolgens gas geeft. Van achter bij de bus zet de steward een sprint in en op het moment dat de chauffeur van de eerste naar de tweede versnelling schakelt en even gas terugneemt, wipt de steward vóór de bus in: het lukt altijd! Of hij komt van het dak, als de bus allang snelheid heeft, via de trap de bus in klauteren. Acrobaten zijn het!

Ik voelde me vaak als in een reclamefilm (ik meen me een Nederlandse STERreclame te herinneren, van wat?) een fel gekleurde bus die door een Caribisch landschap toert, de inzittenden schommelend en kletsend door de harde smartlapmuziek heen, ramen open, wind door de bus heen.

Ook buiten de bus is van alles te zien. De begroeide elektriciteitskabels vallen me eigenlijk nauwelijks nog op. Ik heb verschillende versies gehoord over de oorzaak hiervan. Vogels die zaadjes uitpoepen op de draden, lijkt me de meest waarschijnlijke versie. Welke plant is het eigenlijk die daar groeit? Hier en daar ontdek ik een Bromelia, maar ik zie ook grassoorten. Veel heb ik me geërgerd aan het plastic afval dat overal ligt, langs snelwegen tot op onverharde weggetjes, in natuurgebieden. 'Kunnen we niet een hele grote brigade organiseren om heel Nicaragua op te schonen?' stelde ik de Nicaraguanen voor. Velen met mij zien het probleem en vinden het vreselijk. Een enkeling vertelt bovendien dat allerlei campagnes voorlopig nog niet het gewenste resultaat hebben. 'Een kwestie van educatie, waardoor kinderen hun ouders terecht gaan wijzen.' Ik vertel dat in Nederland dat met roken gebeurde: kinderen mopperden als hun ouders rookten. 'En vertel in Nederland maar dat wij de mooiste wetten hebben van de wereld, ook milieuwetten. En dat wij die natúúrlijk allemaal opvolgen,' grappen verschillende Nicaraguanen tegen me.

Matagalpa

Ik wisselde weken of dagen in Matagalpa af met verblijf in Leon, afhankelijk van afspraken en activiteiten van de organisaties waarbij ik betrokken was. Als de microbus eenmaal vertrekt (als hij vol is), is het maar twee uur reizen tussen deze steden. De gewone bussen doen er wat langer over.

In Matagalpa was ik vrijwilligster in het Casa Materna, het huis waar zwangere vrouwen van het platteland, met een hoog risico op complicaties of overlijden in het kraambed, vóór hun bevalling verblijven. Ik wandelde met hen een paar keer per week, in de ochtend. We liepen rustig aan bergopwaarts, keuvelend. Op het grasveld in de tuin van vrienden van het Casa Materna had ik een ‘programma': een voorstelrondje (er waren altijd weer nieuwe vrouwen), een spelletje, ademhalingsoefeningen, en fysieke oefeningen. Terug liepen we door de tuin en becommentarieerden we de bloemen. Er waren altijd wel een paar vrouwen die veel van bloemen en (medicinale) planten wisten. Terug in het huis, probeerde ik meestal nog wat met de vrouwen te ondernemen, zodat ze niet alleen maar zaten te ‘wachten': tekenen, legpuzzels (één vrouw raakte eraan verslaafd; met de eerste weeën legden we samen nog snel haar laatste puzzel in elkaar), breien, haken, kussentje naaien. Allemaal activiteiten die ook uitnodigen om wat te praten met elkaar. (Met de kennis van nu, zou ik me meer op eenvoudige, praktische bezigheden hebben voorbereid.)

Verder ging ik met het scholingsteam op pad naar kleine dorpjes in de wijde omgeving van Matagalpa: met Marcia, Zocorro en Rosita én altijd met een chauffeur. Het scholingsteam voert een ‘volgprogramma' uit voor vrouwen die ooit in het Casa Materna verbleven: hoe vergaat het de vrouwen door de jaren heen: doen zij aan geboorteplanning, waar bevallen zij van volgende kinderen. Ook geeft het team voorlichting over preventie van kanker, dit jaar over baarmoederhalskanker. Ze gaan naar 10 kleine dorpen met de grootste aantallen vrouwen die in het Casa Materna verbleven. Het scholingsteam bereidt dergelijke bezoeken voor met de leidsters van de vrouwengroepen van de dorpen, door die ook weer te trainen in leiderschap. Ook daar mocht ik bij zijn en een kleine bijdrage aan leveren.

Leon

In Leon was ik betrokken bij de organisatie Vinculos Solidarios, met directeur Victor Manuel en Milagros en Lucia, de medewerksters. Een doorstartende organisatie, net geformaliseerd, om geld verlegen, met bevlogen en heel ervaren en deskundige medewerkers. Ze hebben in hun vroegere organisatie, het programma uitgevoerd om kinderen van het platteland, naar de basisschool te krijgen (ouders motiveren en trainen, ook onderwijzend personeel kreeg scholing én promotores organiseren zodat er vervolg en continuïteit zou zijn). En ze organiseren jongeren op het platteland. Dat doen ze nu weer, vooralsnog op kleinere schaal. Met Victor Manuel klikte het vanaf de allereerste mail, het is een open gelijkwaardige relatie, ook krijg ik steeds meer contact met de twee collega's. Toch heb ik ook wel eens gewanhoopt, omdat er voortdurend vertraging was (vanwege de financiën) en ik te weinig te doen had. Ik zocht naar geld in Nederland (daarvoor waren Nederlandse contacten via Matagalpa weer handig), deed een financieringsverzoek, ging met hem mee naar gesprekken (de gemeente Leon, ambtenaren uit Nederland, jonge homo's die zich wilden organiseren) en manifestatie (vanwege doodgeslagen homo).

Inmiddels heb ik met Milagros twee bijeenkomsten voorbereid en begeleid voor het team, samen met enkele leden van de Raad van Toezicht en enkele promotores. Leuk om te merken dat mijn voorstellen over een visiebijeenkomst en persoonlijke kwaliteiten, positief werden ontvangen door de collega's van Vinculos Solidarios. Ook hier weer merk ik hoe snel concepten worden opgepikt. Bovendien leer ik leuke werkvormen van hen. En ik ging mee naar een jongerengroep (van 80! Jongeren) uit een aantal gehuchten dicht tegen de vulkaan Cerro Negro aan, op een half uur rijden van Leon.

Daarnaast kreeg ik in Leon de gelegenheid van de Nicaraguaanse coördinator van de vriendschapsband Utrecht-Leon, om allerlei door Utrecht gesteunde projecten te bezoeken. Jullie konden over deze indrukwekkende situaties en mensen lezen op mijn reisblog.

Mijn gewone leven

Zo zag mijn gewone, dagelijkse leven er hier uit: Werk en ontspanning, in een mooie combi (zoals één van jullie schreef). Net Nederland, langzaamaan gewoon voor mij..., maar toch ook heel anders!

Interactief: vervolg en prijswinnaar

Jullie hebben nog een vervolg te goed op mijn oproep ‘interactief' van januari (http://rosita.reismee.nl/reisverhaal/175639/interactief/). Daarin vroeg ik om suggesties ter verbetering van de financiële situatie van het Casa Materna. Er is veel tijd verstreken maar nu dan toch doe ik verslag van wat er van is geworden en natuurlijk maak ik de winnaar bekend.

Al in Tilburg, bij de stedenband Tilburg-Matagalpa (die het Casa Materna al vanaf het begin ondersteunt), hoorde ik over de kwetsbare financiële situatie van één grote financier. Ook in gesprekken hier uitten medewerkers hun bezorgdheid. Reden voor mij om een brainstorm te organiseren via mijn reisblog.

Jullie droegen heel wat ideeën aan, op mijn website, per mail of in een Skypegesprek: sponsoring door Nederlandse bedrijven in Nicaragua; steun door verloskundigen en ziekenhuizen in Nederland/Tilburg; de Postcodeloterij; een (verjaardags)kalender met vrouwen- en babyfoto's, gemaakt door vrijwilligers om te verkopen in Nederland; een website met betaalde advertenties; verkoop van babykleren in wereldwinkel en/of via Return to Sender (Hema); verkenning bij andere Casas Materna of andere zorgorganisaties; betere exploitatie van de vergaderruimte van het Casa Materna (met steun van de Stedenband Tilburg-Matagalpa gebouwd om extra inkomsten te verwerven) door allerlei cursussen voor Matagalpese vrouwen (mbt zwangerschap en bevalling); verkenning van mogelijkheden bij ministerie en gemeente; mogelijkheden of ideeën van de andere (kleinere) financiers van het CasaMaterna; de Lions en Rotaryclubs in Matagalpa.

De ‘top'suggestie vond ik die van mijn collega Annet: 'Het eerste wat in mij opkomt is of je niet de kennis en ideeën van de betrokkenen en werkers van het CM kunt inzetten voor dit vraagstuk. Vanuit het idee dat de mensen die daar betrokken zijn vaak het meeste weten en kunnen bedenken qua oplossingen (in lijn met dat 'de werkvloer' vaak met betere oplossingen komt dan het management dat verder van de praktijk afstaat). Samen een leuke brainstormsessie organiseren? Of een worldcafé (die van de Beweegkuur leverde verassende nieuwe opties op). Goed om een klein clubje van de werkers mee te laten denken over een bijeenkomst en ook vervolgacties samen vorm te geven.'

Belangrijk voor alle suggesties zou het draagvlak zijn in het CM, bij de medewerkers. Zij zouden gekozen mogelijkheden in de toekomst tenslotte zelf verder moeten uitwerken. Met die suggestie van Annet ging ik dus aan de slag, ik besprak het idee met de collega waarmee ik al eerder een teambijeenkomst had voorbereid en die verantwoordelijk is voor de ‘scholingen' ook in het team. Zij was enthousiast: 'We laten eerst het team zelf nadenken en pas daarna presenteren we de Nederlandse ideeën'. En voor een top 3 zouden we ze laten stickeren om de beste of meest uitvoerbare ideeën in hun ogen te selecteren. Even meende ik bij haar een voorbehoud te signaleren over vervolgacties, alsof ze inschatte dat haar collega's geen uitvoering zouden gaan geven aan de suggesties. Maar voortvarend zetten we ons programma op papier en zij zou in overleggen met het team om een datum te bepalen.

Sindsdien lijkt onze financiële bijeenkomst uit- en afgesteld te worden. Ik maak de bijeenkomst hier helaas niet meer mee. Ik vraag me af of het uitstel praktische redenen heeft of dat de bijeenkomst geen prioriteit heeft bij de medewerkers. Daar kom ik niet echt achter. Wat ik dus nu ga doen is jullie alternatieven op schrift achterlaten en er aan enkelen mondelinge toelichting op geven. En toch ook nog een keer ernaar vragen of mijn indruk weergeven, hoewel die directheid hier niet zo gebruikelijk is.

Met dit verloop concludeer ik met nog meer overtuiging dat Annet met haar de suggestie de prijs gewonnen heeft: pas als er bij medewerkers van het Casa Materna zelf, gedrevenheid en motivatie is om de financiële steun te verbreden, wordt die manier kansrijk.

Het resultaat van mijn oproep én het vervolg voor het Casa Materna werd anders dan ik me had voorgesteld. Ik was in eerste instantie wat teleurgesteld. Totdat ik me weer realiseerde met welk idee ik hier naar toe kwam: het is niet aan mij, maar aan de mensen hier om hun organisatie vorm te geven, en wel op hún manier.

Dank jullie wel voor alle suggesties en gefeliciteerd Annet!

Op reis in de Goede week: ik zit!

Heen

Op woensdag voor Pasen, een dag eerder dan ik van plan was, reis ik naar het natuurgebied Miraflor, waar ik al eerder was. Nu ga ik naar een hoger gebied omdat daar in deze periode meer vogels te zien zouden zijn.

Reizen in de Goede week is in Nicaragua een avontuur, want half Nicaragua is op drift, op familiebezoek of naar het strand. Na woensdag ligt het hele land plat: er rijdt geen enkele bus tot zondag.

Ik volg vandaag dezelfde strategie als in Nederland bij treinstoringen, en dan nog veel ruimer: héél vroeg vertrekken uit Matagalpa; veel vragen op het busstation in Estelí waar ik overstap en dan wachten. Om 10 uur hoor ik in Estelí dat de bus naar Miraflor om 14 uur vertrekt en ik besluit de tijd te doden door nog even het stadje in te lopen. Als ik het busstation uitloop, zie ik in een ooghoek een bus met ‘Miraflor' de terminal indraaien. Wie weet beter dan de chauffeur en kaartjesverkoper zelf wanneer zij vertrekken? Ik loop dus achter die bus aan. 'Om 12 uur,' antwoorden ze allebei overtuigend. 'En mag ik alvast mijn bagage in de bus leggen?' 'Natuurlijk, moedertje', zegt de kaartjesverkoper. 'Weet je', zeg ik tegen hem, 'jullie Nicaraguanen zijn zó aardig voor me'. Hij is even verbouwereerd, maar legt dan gevleid en met een glimlach een hand op mijn schouder. Heel vaak merk ik dat het leven veel aangenamer is als je, zoals hier in Nicaragua, wat meer relaxed bent en met zijn allen ‘gewoon' aardig voor elkaar.

Op het busstation is het een enorme drukte, op iedere bus stormen massa's mensen af, ze dringen zich voor en achter de bus in, bezetten met een tas een plaats om vervolgens hun ‘grote' vracht naar het dak te dirigeren. Het heeft iets van een Kerstsfeer, omdat veel mensen grote cadeaus meenemen naar hun familie; ik zie een groot formaat koelkast en een gasfornuis. Arme mannen die dat de bus op moeten tillen!

Ben ik te roekeloos geweest met mijn bagage? Plotseling zie ik ‘mijn' bus, met rugzak wegrijden. In een flits bedenk ik wat er in zit en ren er achteraan. Maar: 'Geen zorg, we gaan alleen wat vracht ophalen en komen terug'. Met een paar zenuwkriebels wacht ik de terugkeer van de bus af. Die natuurlijk gewoon komt mét mijn rugzak waarmee een mooie (zit)plaats voor me is gereserveerd.

Om 12 uur zetten we de enorme klim in naar Miraflor, de bus kruipt en hotstebotst twee uur lang naar boven, naar mijn halte La Rampla. Vandaar is het nog 40 minuten lopen naar mijn logeeradres bij een boerenfamilie. Mijn komst snelt me vooruit door een paar knullen op een motor, zodat Luis me halverwege opwacht.

Terug

Als ik zondagochtend om 6 uur terugloop naar de bushalte (na heerlijke dagen van wandelingen, vogels, en eenvoudig Nicaraguaans eten) zijn huizen, klimmetjes en het landschap me vertrouwd geworden. In dichte mist loop ik met alleen het geluid van vogels: ik hoor de schreeuwers die ik hier voor het eerst identificeerde en voor het gemak groenlingen heb genoemd en de melodieuzeBlackbirds. De koereigers komen van hun slaapplaats terugvliegen. Geen mens te bekennen op deze Paaszondag. Denk ik... . Bij de bushalte, staan we om 7 uur met zijn vijven op de bus te wachten, waarvan alle zitplaatsen al bezet zijn als wij instappen. Achter in de bus, op 6 vierkante meter bagageruimte, staan melkbussen, opgehaald bij de boeren onderweg. Dat lijkt me een prima zitplaats voor de komende twee uur. De melkbus is nog lekker warm vanwege de vers gemolken melk. Al snel volgt een man op een melkbus achter me mijn voorbeeld. We stuiteren bij enorme hobbels de lucht in en ik smak hard terug op die bus, die langzaamaan richting bank vóór me opschuift. Ik grinnik om de situatie, want bij mijn achterbuurman gebeurt hetzelfde en ik heb het gevoel bij hem op schoot te zitten. We doen allebei alsof we het de gewoonste zaak van de wereld vinden.

Als bij een halte drie jonge mannen met een kip onder de arm instappen, denk ik aanvankelijk dat ze die aan hun moeder cadeau gaan doen. Maar als snel, als ze de hanen (!) kussen, aaien en liefkozen, begrijp ik dat ze op weg zijn naar een hanengevecht. Verderop staan nog eens 10 makkers hen op te wachten, allen met een fraaie haan onder de arm.

Bij de eerste stop in Estelí stroomt de halve bus leeg. De vracht-trekkarretjes staan dan al klaar om de melkbussen verder te vervoeren. Ik val neer op een vrijgekomen zachte bank voor het laatste stukje en neem me voor om alleen de bus naar Matagalpa te nemen als ik een zitplaats heb. Dat lukt.