Zuivere koffie
‘Bloemen van de koffie'
'Zo noemen de vrouwen zich die binnen de 10 koffiecoöperaties, ondersteund door de organisatie ‘Cafenica', een eigen vrouwenorganisatie hebben opgericht. Ze willen gelijke rechten van mannen en vrouwen binnen de koffiewereld, zoals het (kunnen) krijgen van krediet. Doordat de vrouwelijke leden zich organiseren, willen ze hun positie versterken. En dat is ook nodig, want de koffie is een mannenwereld (de gewoonte was dat de zonen de grond erven). Inmiddels zijn er in ‘onze' coöperaties 30 % vrouwen met eigen grond. De ervaring leert dat juist de vrouwen de waarde van hun grond waarderen en hem niet verkopen. Bij mannen is dat nog wel eens anders.'
Daar vertelt Martha Estela over, de directeur van de organisatie Cafenica, waar ik eind januari te gast was. Alweer zo'n contact van de stedenband Tilburg-Matagalpa, waar tijd voor me ingeruimd wordt, dit keer om de liefde voor biologische Fair Trade koffie van kleine producenten ( 0.5 - 3 hectare; op een hectare staan gemiddeld 4.800 koffieplanten) op me over te brengen. Daar is weinig voor nodig: ze schenkt me een heerlijk kopje koffie in en vertelt over de zorg, aandacht en liefde voor koffie én milieu van de kleine Fair Trade producenten. En dat niet alleen, ze benadrukt de vaste (minimum)prijs van de Fair Trade koffie en het belang ervan voor deze kleine ondernemers. Door de fluctuerende koffieprijs loont het anders soms niet eens de koffie te plukken, in ieder geval leggen ze er op toe en waar eet je dan van?
Klein produceren, groot organiseren
Als kleine producent lukt het je echter nooit om in je eentje je koffie op de (internationale) markt te zetten tegen een behoorlijke prijs, om nieuwe technologie te ontwikkelen om het milieu, waaronder watergebruik, te sparen of om kwaliteits- en smaakeisen op te stellen. 'Nou, en dat doet Nicacafé dus, met 8 medewerkers (Tjonge, denk ik bij mezelf, dat ze met maar 8 medewerkers zo'n enorme klus klaren!) Zo hebben wij contact met de Europese en de Amerikaanse markt en sinds een tijdje zijn Rusland en China enorme markten. En dat betekent weer dat onze koffieproevers overleggen over smaak en wensen van Russen en Chinezen. Onze ‘technici', landbouwingenieurs, werken met de coöperaties samen om onderdelen van het proces milieuvriendelijker te maken en om arbeid te besparen. (Want koffieteelt is enorm arbeidsintensief, dat is me inmiddels wel duidelijk. Ongelofelijk, dat wij zo weinig voor de koffie betalen, als je weet wat er voorafgaat aan een kop koffie!) En tenslotte, we ondersteunen de coöperaties door hen te scholen in (financieel) ondernemerschap en organisatie. En dat alles voor 10 coöperaties die bij ons zijn aangesloten met in totaal 10.000 kleine producenten, 40% van de Nicaraguaanse kleine koffieondernemers.'
Met nóg een kop koffie (ik drink hier inmiddels veel meer koffie dan in Nederland), die ik met kleine slokjes proef, krijg ik een powerpointpresentatie voorgeschoteld, waarin alle fasen van het koffieproces de revue passeren. Van de natte en de droge opbrengst, van de sleutelmomenten in het proces zoals het fermenteren en het exacte vochtgehalte van de gedroogde boon. En uiteraard van het verschil tussen de zorg en aandacht van de kleine producent en de grote koffieondernemingen. Zo gaat de eerste ettelijke keren langs de stuiken om telkens alleen de rijpe vruchten te plukken, de (stukloon)plukkers bij de grote telers plukken hun manden minder selectief vol. (Uiteraard heeft dat verschil in smaak én prijs tot gevolg.)
De liefde voor de biologische Fair Trade koffie brengt Marta Estela met gemak op me over, niet verwonderlijk als ze me vertelt dat ze zelf ook koffie verbouwt. Ik besluit om eerst naar de koffiestreek Miraflor te gaan en daar zelf de coöperaties van Nicacafé en de ‘koffiebloemen' te zien, voordat ik het koffieproces op mijn site beschrijf.
Het koffieproces
En wie kan dat beter vertellen dan de ‘kleine' Rogelio, zoon van Donja Lucia en Don Rogelio, waarover ik eerder schreef (in ‘Grond met geschiedenis verkoop je nooit'). Zijn vader is al vanaf het begin actief in de coöperatie, zijn moeder heeft met een aantal vrouwen net enkele jaren eigen grond waarop ze koffie telen. Rogelito, zoals hij ter onderscheid met zijn vader wordt genoemd, heeft de biologische verbouw én het belang van de coöperatie met de paplepel ingegeven gekregen. Zelfs zijn traditionele opleiding tot landbouwingenieur, heeft hem niet minder enthousiast gemaakt voor de biologische teelt. Hij is sinds twee jaar zelf lid van de coöperatie in zijn gehucht, waar hij met koffie begonnen is op een halve manzana (0.35 hectare). Hij legt me uit waarmee ze organische mest maken: gedroogde koeienmest, de vruchtenpulp van de koffie en vruchtenmelasse, uiteraard in een bepaalde verhouding. Ook wordt me voor het eerst duidelijk dat in de biologische teelt het erom gaat de grond vruchtbaarder te maken, terwijl de ‘gewone' verbouw de chemische middelen rechtstreeks naar de plant stuurt, zodat de grond eigenlijk niet nodig is. (Ik meen me te herinneren dat er in Nederland op korrels geteeld wordt waarin planten aan het infuus staan?)
In de twee jaar dat hij koffie verbouwt, heeft hij nog geen opbrengst. (De koffieverhalen doen me in meerdere opzichten aan de wijndruif denken. De koffievrucht wordt hier trouwens ‘koffiedruif' genoemd.) Rogelito: 'Je begint met het koffiezaad (de rode koffiedruif), dat moet kiemen. Zo gauw je de twee kiemblaadjes ziet, zet je het plantje over in een plastic zak met goed bemeste aarde. En dan duurt het (vanaf het poten van de vrucht), in totaal bijna een jaar, vóórdat je de planten gaat uitzetten op je land. Dan is het nog twee jaar wachten voordat er de eerste vruchten aan komen. In dit voorbereidend proces zit ik. Ik hoop aanstaand seizoen, zo rond november-december de eerste koffievruchten te kunnen plukken.' Je moet dus nogal wat reserves hebben, krediet of andere inkomsten om zo'n proces aan te kunnen gaan, de kost gaat voor de baat uit, met alle risico's van dien. Als dan de tijd van de pluk aanbreekt, dan is de hele streek in rep en roer, merkte ik in januari: van heinde en ver komen mensen in het seizoen koffieplukken: inkomsten! Overal komt men handen tekort. Je ziet regelmatig open vrachtwagens volgepakt met plukkers óf met balen geplukte koffie.
Toen ik op mijn tweede dag in Nicaragua naar Matagalpa reed, zag ik overal de bedrijvigheid van de laatste fase van het koffieproces: ‘de droge opbrengst': op grote vlakke stukken worden de bonen te drogen gelegd en er is een gekrioel van mensen die de bonen met een soort harken regelmatig keren, ze met plastic bedekken als er regen op komst is of de bonen uiteindelijk in balen verpakken, klaar om geëxporteerd te worden. Dan moet de juiste vochtigheidsgraad wel vastgesteld zijn. Het branden van de exportboon gebeurt bijna overal nog buiten Nicaragua.
Aan die droge opbrengst is dan al heel wat voorafgegaan. 'Hier lopen we ettelijke keren de koffieplanten na, om de rode vruchten te plukken. Alleen bij de laatste pluk nemen we ook de groene mee. De rijpe vruchten gaan in de molen (in het groot met motor aangedreven; voor eigen gebruik malen we met een handmolen) om het vruchtvlees van de boon te halen. Dat noem je hier: ‘despulpar'; vervolgens moeten de bonen ‘fermenteren', cruciaal in het proces, en gewassen worden. Dit alles, ‘de natte opbrengst', doen we hier in ons eigen gebied.'
Ik heb in verschillende situaties de diverse onderdelen gefragmenteerd gezien en ik heb nu de volgorde te pakken. Met de uitleg van Rogelito over de organische mest, snap ik ook de ketens van de biologische teelt: de pulp van de koffievrucht wordt bijv. weer als onderdeel van de mest gebruikt (in de reguliere teelt is het afval) net als de gedroogde koeienmest. Ook de grote hoeveelheid water die gebruikt wordt om de boon te wassen, is punt van zorg: experimenten om dat te verminderen (met resultaat) vinden plaats in de coöperaties. Tenslotte wordt het drogen van de boon inmiddels uitgeprobeerd in kassen, wat arbeidskracht scheelt.
'En is hier in de coöperatie nu alles rozengeur en maneschijn?', vraag ik Rogelito, na zijn enthousiaste koffiebetoog. Daarop antwoordt hij heel eerlijk: 'Soms willen coöperanten van de biologische Fair Trade teelt af, want ze willen meer (gewicht) koffieopbrengst van hun grond. Ze zien de grotere omvang bij boeren in de omgeving. Mijn antwoord daarop is eenvoudig en telkens heb ik ze daarmee nog overtuigd: herinneren jullie je nog dat zij geen kunstmest- en bestrijdingsmiddelen gebruikten, omdat hun koffieprijs zó laag was dat het niet loonde? En wij halen dan wel minder gewicht aan koffievrucht van onze grond, maar wel tegen een betere, gegarandeerde prijs. En ik maak dan gewoon samen met hen de rekensom. We zijn er gewoon écht beter mee af!'
Aan de directeur van Nicacafé beloofde ik mensen in Nederland op te roepen om biologische, zuivere Fair Trade koffie te gaan gebruiken (voor zover ze dat nog niet doen). Na het zien van de koffieteelt in het dorp van Rogelito én met zijn verhalen kom ik die belofte hiermee na: geniet van deze heerlijke, prachtige koffie!
Grond met geschiedenis verkoop je nooit
Ik zit op de veranda van de het huis van Donja Lucia en Don Rogelio, een boerenechtpaar van respectievelijk 61 en 71 jaar. Ze hebben 5 kinderen en 10 kleinkinderen en wonen al sinds hun geboorte in het gehucht ‘El Sontule' in het beschermd natuurgebied Miraflor, op 1400 meter hoogte midden in de bergen in het noorden van Nicaragua dichtbij de Hondurese grens. Voor me kijk ik uit op een prachtige bloementuin want Donja Lucia heeft groene vingers en ik zie zomaar een kolibrie voor mijn neus. De 125 huizen in El Sontule staan minstens 500 meter van elkaar. Het gehucht heeft 600 inwoners. Hier hoor je de stilte, af en toe hoor je een motorfiets of een paardj, er is één bus per dag (tenminste in de droge tijd, met regen kan de bus niet door de rivier heen) en mensen verplaatsen zich vooral lopend of per paard (dat lijk je hier te leren op de leeftijd waarop je in Nederland op de fiets klautert). Water haal je bij de gemeenschappelijke put die vorig jaar is geslagen, elektriciteit ontbeer je of heb je door een zonnepaneel. Miraflor is o.a. een koffiestreek, de hoogte en de halfschaduw van het regenwoud (en later aangeplante bananenbomen) lenen zich daarvoor uitstekend. De boeren in El Sontule, allemaal kleine producenten en georganiseerd in 2 coöperaties, telen de koffie organisch en ze verkopen hem via Fair Trade voor een gegarandeerde minimumprijs. (Over koffie schrijf ik een andere keer uitgebreider.) Ik ben een paar dagen als ‘ecotoerist' te gast en leef het ritme van de familie mee.
De veranda is een prachtige plek om even alleen te zijn en te beschrijven wat ik hier meemaak. Ik kom net terug van ‘tortilla's slaan', waartoe Donja Lucia me uitnodigde (daar had ik al wat ervaring mee). Ook hier is de keuken de plek waar gepraat wordt, onder het werk of, als het fris wordt, dicht bij het vuur waarop gekookt wordt. Ik sla niet veel tortilla's want het lukt me niet dat te combineren met het verhaal van Donja Lucia: 'Dat wij hier wonen, sinds 12 jaar in ons eigen huis, en op grond van onszelf, hebben wij te danken aan de overwinning van de Sandinisten in 1979. Toen zij in de 80-er jaren aan de macht waren, werkten we op het land dat in bezit was gekomen van de staat, en we organiseerden ons in een coöperatie. Vóór ‘79 werkten we voor weinig geld in de koffie bij René Molinos, een grootgrondbezitter en we woonden in een klein huisje op geleende grond zonder enig perspectief. Toen de Sandinisten in 1990 de verkiezingen verloren, is het land snel onder ons verdeeld, omdat men bang was dat de grootgrondbezitters het weer zouden komen opeisen. In partjes van 12 manzanas ( 1 manzana = 0.7 hectare) en met eigendomspapieren leek dat moeilijker. Toch ook waren een aantal boeren bang dat hun grond alsnog zou worden afgepakt en zij hebben hun grond meteen verkocht. Zuur om te zien dat zij nu weer, zoals vroeger, bij een ander moeten werken. Wij hebben zoveel meegemaakt op deze grond. Daarom druk ik ook mijn kinderen op het hart: deze grond met zoveel geschiedenis verkoop je nooit!' Ook Donja Lucia vergeet, door het vertellen, de tortilla's op de bakplaat en vandaag eten we ze dan ook enigszins verbrand. Niet erg: haar overheerlijke groenten prutten (uit eigen biologische moestuin, zoveel groenten heb ik in Nicaragua nog niet gegeten) en zelf gemaakte jonge kaas van melk van eigen koeien, maken voor een vegetariër alles goed.
Ze vertelt dat ze net na 1979 (ze was bijna 30) heeft leren lezen en schrijven door de alfabetiseringscampagne die de Sandinisten meteen na de overwinning organiseerden. 's Avonds zie ik haar inderdaad vlot de namen van de vogels op mijn documentatie hardop voorlezen. De ‘ouderen' onder ons, zullen haar verhalen kunnen plaatsen. Wat Donja Lucia geleefd heeft, hebben we gevolgd in de krant en op tv of gehoord van ooggetuigen die toen al in Nicaragua waren geweest. Dat laat ik op de veranda tot me doordringen: het overkomt me vaak hier in Nicaragua, dat mensen mij vertellen over ervaringen van de jaren 70 en 80, die ik op afstand kende, maar die mij nu veel meer raken door ze als het ware te voelen.
Dat krijgt Don Rogelio ook voor elkaar. 's Avonds schuift hij aan bij de maaltijd en een uur lang vertelt hij over de strijd in dit gebied vóór de overwinning (hij was vaak koerier en contactpersoon voor de Sandinisten-guerrilla. Blijkbaar had men gezien dat hij een leider was in zijn gehucht, dus via hem werd doorgegeven dat mensen op bepaalde tijdstippen met hun hele hebben en houden binnen moesten blijven). Zo mooi om op het gezicht van deze oude revolutionaire baas, geïnspireerd door de bevrijdingstheologie en nog steeds diep gelovig, de vreugde te zien herleven bij de herinneringen aan de bevrijding van Estelà (de stad dichtbij waar hevig om is gevochten) op 16 juli 1979, net 3 dagen vóór de algehele bevrijding van Nicaragua.
Zijn gezicht wordt grimmig als hij over de jaren 80 vertelt, want die zijn dramatisch geweest in dit gebied. De ‘contra's' die de Sandinisten en hun beleid bestreden (enorm gesteund door de Verenigde Staten), rukten voortdurend op naar Miraflor (en El Sontule) vanuit Honduras, waar ze hun basis hadden. Niet alleen werd er hevig gevochten, ook de boerenfamilies waren doelwit omdat ze in coöperaties werkten. Vrouwen en kinderen brachten de nachten vaak ergens buiten in de bergen door (op deze hoogte is dat koud), terwijl de mannen hun bezittingen probeerden te verdedigen. En dat ging flink mis: in 1983 verbrandden de contra's huizen, akkers en koffie aanplant, machines en werktuigen. Voortdurend memoreert Don Rogelio dat God hen telkens heeft geholpen: 'Want toen onze buitenlandse vrienden (die begin jaren 80 hadden meegeholpen met de koffiepluk) hoorden dat we alles kwijt waren, vormden ze een internationale bouwbrigade en hielpen ze onze huizen herbouwen.' En zo praat deze man verder, over zijn sociaal werk, hoe ze organiseerden dat er een lagere school kwam in El Sontule. Een onderwijzeres uit Estelà overnacht de hele week bij Lucia en Rogelio: op maandag begint de school later, want de bus naar El Sontule gaat alleen 's middags. Dus komt ze met een andere bus van 6 uur uit Estelà en moet vanaf half acht nog anderhalf uur lopen voordat ze op de school aankomt. En dat ze nu voor vervolgonderwijs bezig zijn. Tot het richting acht uur gaat en het bedtijd wordt... Met de kippen op stok. Voor Donja Lucia is de roep van de kalkoen haar wekker: 4.30 uur.
Vogels en vergezichten
En dat alles speelde zich af in een prachtig gebied, bedenk ik de volgende dag als ik een flinke rondwandeling maak op aanwijzing van Donja Lucia. Ik zie vogels in allerlei kleuren, de kleine Toekan die overvliegt, is het ‘topstuk', ik hoor een piepje dat het alarmroepje van de kolibrie blijkt te zijn, hij zit op een takje net voor me; op hoogte kijk ik naar verschillende kanten richting bergkammen in de verte. Af en toe kom ik een huis tegen, nog steeds in het uitgestrekt gebied van El Sontule, hier en daar koffieaanplant, waar een soort blauw-zwarte eksters rondkrijsen. Mensen lopen even met me op, praten makkelijk en vragen honderduit: waar kom je vandaan, hoe oud ben je, ben je getrouwd, heb je kinderen? En diezelfde vragen stel ik hen dan ook maar. In de middag, als ik vanuit huis nog een klein ommetje maak, betrekt het weer snel en enorme regenbuien komen over. De mensen laten zich daardoor niet weerhouden want koeien moeten verplaatst of laatste koffie geplukt. Trouwens ook de vogels blijven actief. Dus jullie begrijpen: ook ik laat me natregenen! Tot even later de mist het dal binnenkomt waaien en ik op ‘huis' aan ga, begeleid door luid toeteren van de bus die rond vier uur het dorp binnenrijdt en speciaal voor mijn foto de lichten uitbundig laat knipperen. Tevreden nestel ik me op een tuinstoel bij het behaaglijke vuur in de keuken bij ‘mijn' familie.
Homoseksuele man doodgeslagen in León
Homojongeren
Victor Manuel, de directeur van de organisatie Vinculos Solidarios, waaraan ik (een beetje) meehelp, kwam Samuel opnieuw (hij werkte er al eerder mee samen) tegen. Samuel is een homoseksuele man van een jaar of 25, strijdbaar en bezig met het organiseren van (een gedeelte van) de homojongeren in Leon. Hij en Victor planden een bijeenkomst met meer homojongeren om te bespreken of Vinculos hen kan ondersteunen en adviseren bij de inrichting van hun organisatie.
We (5 jongeren, Victot Manuel en ik) zitten aan een ronde tafel in het kantoortje van Vinculos Solidarios, waar verder alleen een paar kleine bureautjes staan zonder enig ander kantoormeubilair. Ook nu weer nauwelijks taboes: open en direct vraagt Victor Manuel of de aanwezige jongeren geïnteresseerd zijn in condooms die hij over heeft van een ander programma. En dus graaien de jongeren aan het begin van de bijeenkomst eerst in de doos en verdelen ze de inhoud, enkele binnensmondse opmerkingen makend die ik helaas niet versta. We praten over de plannen die ze hebben (nog weinig gericht, ze gaan alle kanten uit, er zijn ook zoveel problemen aan te pakken in hun situatie) en dat eerst een duidelijke visie en richting nodig is, vóórdat ze hun organisatie officieel gaan maken met een bestuur. (Dat is de eerste keer dat ik dit hier expliciet hoor: vorm volgt inhoud. Telkens kreeg ik de indruk dat er hier vóór alles een rechtspersoon wordt opgericht. Om geld te ontvangen, uit het buitenland, is dat natuurlijk ook wel een basisvoorwaarde en anders dan in Nederland). Later hoor ik van Victor Manuel dat het groeperingen zijn die echt aandacht moeten krijgen, de discriminatie en negatieve beeldvorming is hier nog huizenhoog, de acceptatie binnen gezinnen nog ver te zoeken. Tegelijkertijd is eenheid moeilijk te realiseren en de beweging valt nog al eens uiteen vanwege (persoonlijk getinte) conflicten. De jongeren willen graag advies en ondersteuning van een ervaren man als Victor Manuel en met die conclusie lijkt de bijeenkomst te eindigen.
Maar dan komt er een actuele kwestie aan de orde, die alle aandacht vraagt en homogroeperingen momenteel ook verenigt: 11 februari is in Leon een homoseksuele man Leon doodgeslagen: homohaat. In eerste instantie deed de politie weinig totdat er druk werd uitgeoefend. Over enkele dagen is de eerste rechtszitting en het is de bedoeling om daar met zoveel mogelijk mensen te zijn: organisaties van lesbiennes, homoseksuele mannen, bi- en transseksuelen en sociale organisaties die ‘recht op seksuele diversiteit' ondersteunen. Ook Vinculos Solidarios ondersteunt uiteraard want de organisatie coördineert een ‘netwerk tegen geweld'. Daar maken allerlei particuliere en overheidsorganisaties deel van uit.
Manifestatie bij het gerechtsgebouw
Vóór negen uur staan we al in het gerechtsgebouw bij de zaal waar de zitting gehouden zal worden. De familie van de doodgeslagen man zit er al als wij aankomen. Vertegenwoordigers van andere organisaties uit Leon en de pers druppelen ook binnen. Als snel krijgen we van de advocaat van de familie te horen dat de zitting is verdaagd (aangevraagd door de advocaat van de verdachte). Dat is rechtmatig, maar als de naam van de rechter bekend wordt, denkt men er hardop het zijne van: vertragen zodat de aandacht voor het proces zal afnemen. Buiten voor het gerechtsgebouw, aan de Panamerikaanse snelweg naar Leon, zijn inmiddels groeperingen uit de hoofdstad Managua aangekomen. De pers maakt foto's en interviewt woordvoerders. Ook de collega van Vinculos Solidarios staat de pers te woord. En dan zoemt al snel het woord ‘plantón' rond: de snelweg stilleggen om nóg meer (pers) aandacht te krijgen. Blijkbaar is er ervaring mee want met gemak lopen de mensen de snelweg op en houden die enkele minuten bezet. Flyers worden uitgedeeld aan (vrachtwagen)chauffeurs in de kleine file die ontstaat. Wat zouden zij ervan vinden, vraag ik me af?
Dit is nog maar het begin, realiseer ik me: zou ik de uitspraak van het proces nog meemaken tijdens mijn verblijf in Nicaragua? Wordt vervolgd! Dat geldt niet alleen voor dit proces, maar ook voor de verdediging en de verbetering van de rechten van de Nicaraguaanse homo's.
Ze loopt!
Na een rit van tweeënhalf uur in een bus voor het grootste gedeelte over onverharde weg, loop ik de ruimte binnen waar Francis op zondagochtend fysiotherapie geeft aan kinderen met een motorische handicap. Ik ben bij de Pipitos in het dorp Esquipulas, een ‘afdeling' van de organisatie van ouders van gehandicapte kinderen die je in heel Nicaragua tegenkomt. Omdat Esquipulas nog net in het departement Matagalpa ligt, biedt de stedenband Tilburg-Matagalpa ook hier ondersteuning. Het comité in Matagalpa (de counterpart van de Tilburgers) heeft me gevraagd om de Pipitos in Esquipulas te volgen in enkele projecten en hen te enthousiasmeren.
Een meisje van 5 jaar ligt op een matras op de grond en Francis masseert en kneedt haar gewrichten, en maakt een kniebewegingen met haar benen. Ze zit geknield op de grond (hoezo arbowetgeving?), om haar heen spelen haar dochtertje en een nichtje, op een andere matras ligt haar blinde zoon van 10. De moeder van het meisje kijkt toe. Zij komt iedere zondag met haar dochtertje, van een dorp op anderhalf uur afstand met de bus (gelukkig is er financiële steun uit de VS, voor o.a. vergoeding van de bus voor ouders en kind). De moeder is super gemotiveerd, want sinds een jaar loopt haar dochtertje, zij het schokkerig, hoewel een dokter haar had verzekerd dat dat niet zou gebeuren. Het is toevallig rustig op deze zondag, want het is het enige kindje om te behandelen. Meestal komen er meer kinderen bij Francis. Ze heeft een cursus gevolgd en nu is haar fysiotherapeutisch werk grote winst voor de Pipitos.
En er gebeurt meer bij deze Pepitos-afdeling: door de week kunnen de kinderen er terecht voor allerlei (behendigheids-) spelletjes en handenarbeid als vóórschoolse activiteit, alles bedoeld om hun achtergebleven motoriek te stimuleren. Een meisje (dat op zondag naar de middelbare school gaat) met een moeder, begeleidt de kinderen op de doordeweekse dagen. De meeste kinderen komen enkele keren per week en niet iedere dag, want ze komen vaak van ver uit andere dorpen. 'Overigens is het in deze tijd (te) rustig', vertelt Donja (mevrouw) Paula, de secretaris van het bestuur en gepensioneerde onderwijzeres van de school voor speciaal onderwijs in Esquipulas. 'Dat kan komen omdat er ouders tijdelijk naar de koffiestreek zijn vertrokken om te plukken'. Paula is één van de drijvende krachten en houdt nauwkeurig de administratie bij van aanwezige kinderen, bus vergoedingen etc. om maandelijks verslag te doen aan de Amerikaanse financiers. Ze laat me de handgeschreven overzichten zien.
In de loop van de ochtend vertellen de vrouwen me telkens weer wat nieuws. Trouwens pas nadat we ‘de mananitas'(de ochtendjes), het verjaardag lied, hebben gezongen voor Paula en taart hebben gegeten. Zo blijken er eens in de 14 dagen Spaanse vrouwen te komen die orthopedische hulpmiddelen aanmeten en misschien ook wel wat fysiotherapie geven (dat ga ik de volgende keer zelf zien). En er bestaat een mobiele brigade van de Pipitos. Die bezoekt de afdelingen van de Pipitos in het land, ziet de kinderen, schrijft medicijnen voor (bijv vanwege epilepsie) of verwijst door voor behandeling of een operatie in de hoofdstad Managua.
Inmiddels zitten alle meisjes aan een klein tafeltje te kleuren en je ziet dat Paula als oud-onderwijzeres hen vanuit de ooghoek in de gaten houdt en hen af en toe aanmoedigt binnen de lijnen te kleuren. Ook Jeffrey, de blinde zoon van Francis, is bij ons komen zitten. De stemmen van de moeders zijn hem vertrouwd en af en toe krijgt hij een knuffel.
We praten wat over de projecten. De bouw van het hekwerk ter beveiliging van hun huis, zal ws morgen beginnen. De aanschaf van keuken-en handenarbeid materiaal en medicijnen heeft wat meer voeten in de aarde. Eerst zijn er lijsten opgesteld, toen zijn enkele vrouwen naar Matagalpa gereisd om offerte te laten maken, die vervolgens bij het comité moest worden afgeleverd (daar heb ik weer een kopie voor hen van meegenomen); de volgende stap bleek nog weer een door het bestuur van de Pipitos ondertekende brief te zijn aan het comité. Ik vind het een omslachtige procedure (de vrouwen moeten mogelijk 3 keer 5 uur reizen!) en eigenlijk ook wel wat bevoogdend. Maar ja, dat zal mijn westerse blik zijn en natuurlijk ben ik niet gehinderd door enige kennis. (Toen ik laatst aan een Nicaraguaan in het algemeen opmerkte hoe ‘precies' hier administratie wordt gevoerd, kreeg ik overigens als antwoord dat het niet voorkómt dat er bijv. bij de overheid geld in de zakken terecht komt van mensen waar het niet hoort te zijn.)
Eigenlijk voel ik me overbodig, de projecten (gaan) lopen en wat kan ik hier verder nog doen dan hen prijzen met het prachtige werk dat ze hier verzetten? Ook hen enthousiasmeren is echt niet nodig. Ik probeer vanochtend maar wat te helpen met hand- en spandiensten bijv. door de fysiotherapieruimte mee op te ruimen. Ik zie mooi houten speelgoed in de kasten: auto's, puzzels, werpspelletjes. Mooi dat ze dat (ws uit het buitenland of met buitenlandse financiering) in huis hebben. En dat zullen de kinderen ook zeker gebruiken als ze door de week komen. Ik vouw de hoeslakens van de behandelmatrassen op en denk een laatste op te pakken van een tafel, als ik daaronder een mooie computer ontdek. 'Uit Tilburg gekregen', meldt Francis, 'ik wil graag leren hem te gebruiken, want dat komt ons van pas voor brieven en verslagen'. We spreken af dat we de volgende keer er samen achter gaan zitten en dat ik haar ermee ga helpen. (Tenminste, als ik de voor mij vertrouwde programma's zie verschijnen....). Ik bedenk dat collega's zullen grinniken bij het idee dat nota bene ik computerles ga geven. Maar ja, was het niet ‘alles wat op mijn pad komt'?
Inmiddels is het voor moeder en dochtertje tijd om de bus te halen: met warme omhelzingen nemen we afscheid en samen lopen ze weg.
De laatste pluk
De laatste pluk
We zijn op weg naar Santa Martha, hemelsbreed niet eens zo ver van Matagalpa. Maar omdat we al snel op erg slechte onverharde weg rijden, doen we er toch gauw een uur over. We, dat zijn Marcia, Rosita en Zocorro, het scholingsteam van het Casa Materna, met wie ik naar een voorlichtingsbijeenkomst ga over het voorkómen van baarmoederhalskanker voor de 30 goed georganiseerde vrouwen in Santa Martha. En niet te vergeten onze chauffeur, Marvin, die ons ervaren de hoogte in stuurt (want het is al maar klimmen naar Santa Martha), soms even door de mist. Af en toe houdt hij zijn hand op naar ons op de achterbank om hem opnieuw te voorzien van stukken papaya en roscillas (heerlijke koekjes van mais, kaas, boter, met uitgeharde suikerstroop). Onderweg alleen maar koffieplanten, onder de schaduw van regenwoud of bananenaanplant. Marvin praat er met liefde en kennis over: 'Er hangen nog steeds vruchten aan, rood en groen. Die worden binnenkort in één keer geplukt, de laatste pluk. En daar verderop zien we de planten al kaal; daarvan is de vrucht geplukt, maar zo snel dat men ook alle blad meegetrokken heeft. Want tijd is geld: de koffieplukkers worden per mand betaald. Het zijn grote koffieplantages en iedere 14 dagen krijgen ze betaald al naar gelang de manden die ze hebben geplukt.'
De smalle weg opent zich naar een open nat terrein met kleiachtig grond. Ik zie vrouwen in lange broek en met bemodderde laarzen. Daar loopt iedereen hier mee die aan het werk is. En al gauw merk ik waarom: het bekende Nederlandse gevoel van kleiplakkaten aan je schoenen! Ik zie een gebouwtje waar ‘dorpskeuken' op staat, een enorme stapel brandhout onder een afdak, een grote loods en een dorpshuis. We zijn aangekomen in Santa Martha, een, naar later blijkt, goed georganiseerd dorp dat in deze tijd van koffiepluk helemaal om de koffie draait.
De vrouwen druppelen het dorpshuis binnen voor de bijeenkomst (ik ken inmiddels het programma, want vorige week ging ik al mee naar een ander dorp; daarover schreef ik een stukje voor de nieuwsbrief van de Stedenband Tilburg-Matagalpa; ik zal de link op deze site zetten, wanneer de nieuwsbrief digitaal staat), er is koffie en een zoet broodje.
Mijn aandacht wordt deze keer vooral getrokken door wat er buiten gebeurt: ik zie rond 10.30 uur mannen én vrouwen met enorme zakken op hun schouders het dorp binnenlopen. Met Marvin, berekenen we het gewicht: een 50 kilo per zak? Niet voor niks, dat het tanige, gespierde mensen zijn, hier geen probleem van overgewicht. Later hoor ik dat deze mensen vanaf 6.00 uur, wanneer het net licht is, hebben geplukt en nu terugkomen om de koffievruchten ‘uit te zoeken'. Wat betekent dat de groene handmatig van de rode gescheiden moeten worden. Overal zie ik groepjes mensen op de grond hun zakken uitschudden, een werk van toch gauw enkele uren met zijn tweeën. Ik raak aan de praat met een echtpaar dat samen geplukt heeft en nu de koffie uitzoekt: 'Het is de laatste pluk, dan halen we er alles af, rood en groen. Maar de groene vruchten hebben een te harde schil om de bonen heen en kunnen zo niet de machine in, die de schil er af haalt. Die moeten eerst wat rotten. En daarom moeten we ze apart houden.' ( In een later verhaal, als ik bij een coöperatie van Fair Trade koffie ben geweest, zal ik het hele bewerkelijke proces beschrijven voor ons kopje koffie.)
Ondertussen loop ik af en toe binnen bij de voorlichtingsbijeenkomst van de vrouwen. En neem de gebruikte koffiemokken mee om af te wassen. Ik beland in de dorpskeuken en sta perplex: ik stuit bij binnenkomst op een enorme ‘wok' mais die gaar gekookt wordt, op hout en ik zie dat er overal hard gewerkt wordt, de één snijdt in razend tempo een witte kool, anderen slaan tortilla's. Ik neem foto's van het ‘tortillateam' en spreek mijn bewondering uit. Onmiddellijk word ik uitgenodigd om er ook één te slaan. Ze meten het deeg voor me af en aan de gang! En een tweede en een derde, ze stimuleren me en geven aanwijzingen om mijn techniek te verbeteren. 'Arme mensen die mijn tortilla's te eten krijgen', roep ik, maar dat spreken ze tegen. Al snel vertellen de vrouwen trots wat ze hier doen: 'Tijdens de koffiepluk bereiden wij hier dagelijks 3 maaltijden voor 200 volwassenen. Daarvoor staan we om 1 uur 's nachts op en een uur later zijn we aan het werk.' En dat alles vertellen ze me met een vanzelfsprekendheid, niets geen zwaarte of probleem om de nacht te werken. Zo te zien is het echt teamwork: ieder heeft een eigen taak: het tortillateam, dat zijn verschillende vrouwen, want het is erg arbeidsintensief én er moeten stapels worden geproduceerd; de vrouw die de bakplaat voor de tortilla's beheert; degene die ondertussen wat afwast en kokende bonen en mais in de gaten houdt. De rijst blijkt al klaar te zijn, een vrouw toont me een enorme pan. Ik maak foto's van ze en beloof de foto's mee te geven als twee vrouwenvan hun groep in hun dorp eind maart in Matagalpa komen voor de scholing over leiderschap.
Want ook die vrouwengroep loopt gesmeerd: Donja Sonia, de leidster, heeft hun vertrouwen gewonnen, alle vrouwen zijn present op de bijeenkomst, houdt overzicht over de termijnen van prikpil én legt contacten met organisaties die iets kunnen betekenen voor het dorp, zoals die van microkrediet waar ze net mee begonnen zijn om bonen te kunnen zaaien, etc. En ze doet meer, tijdens de koffiepluk vangt zij alle kinderen op in het dorpshuis en geeft ze te eten.
Het loopt tegen twaalven en even later zie ik inderdaad de mannen en vrouwen hun maaltijd ophalen: bonen, rijst en tortilla. Ik neem aan dat ze even in eigen huis eten en dan weer gauw verder gaan met de koffiescheiding. De motor van de machine waarmee de koffieboon van zijn omhulsel wordt ontdaan, (ik ontdek de motor bij de loods) is al te horen.
Op de terugweg becommentariëren we het dorp: qua organisatie past bijna alles in elkaar: nu de koffieplantages nog. Als die eens van hen zelf zouden worden! Ook Marvin droomt van een lapje grond in deze streek om koffie te gaan verbouwen. Als we hem wijzen op een huis dat te koop staat en we zien dat er zelfs grond omheen ligt, blijkt dat ook voor hem helaas onbereikbaar.
Weekend in Leon
Eindelijk bij de tijd
Dat ik nou toch in Nicaragua moet zijn om gewend te raken aan de moderne snufjes: ik leer hier eindelijk de magnetron gebruiken om water warm te maken (want water koken op een gasfornuis is echt uit de tijd), ik gebruik standaard oploskoffie (hoewel ik in het land ben die de lekkerste koffie produceert), ik leer een spuitbus kennen die schuim produceert van 'cholesterolvrije' olie, ik hoor en zie minstens drie Plasmaschermen om me heen van, naar schatting, 1.20 bij 0.70m, ik leer dat het normaal is het dienstmeisje minstens 2 keer te laten lopen voor jouw ontbijt, je onderbroek en sokken te laten brengen omdat je die standaard vergeet als je onder de douche gaat etc. etc.
Ik ben dus niet gaan wonen in het huis waarvan jullie de foto zagen, maar Victor Manuel (die ik een beetje help in zijn werk met kinderen en jongeren op het platteland) had al huisvesting voor me geregeld en daar ben ik nu eerder dan verwacht (vanwege een kapotte wc in het andere huis) al gaan wonen. Net terug van het jongerentheater in la Goyena (goed om eerst dat verhaal te lezen om mijn schok mee te voelen), liep Victor Manuel met me mee naar het huis van de familie. Voorzichtig bereidde hij me voor dat 'ze van een heel klein beetje veel geld zijn'. We ginnegappen daar wat over omdat we van elkaar weten dat we dat niet gewend zijn, hoewel ik wel tegen hem opmerk dat 'ik veel meer geluk heb gehad dan hij, omdat ik vanaf mijn 4e naar school kon en de universiteit voor me open lag.' Onwennig lopen we langs de enorme muur van het huis, omdat we niet weten waar we naar binnen moeten. Ik blijk net bij een bel op 'Europese hoogte' te kunnen. We worden binnengelaten en gastvrij ontvangen door het echtpaar dat achter het dienstmeisje aan komt. De 2 jongens van 9 en 11 zitten achter laptops hun huiswerk te maken onder begeleiding van een privé onderwijzeres. Hoe groot kan de schok zijn, als je net uit la Goyena komt...
En tegelijkertijd zijn ze gastvrij en zeggen voortdurend dat ik me thuis moet voelen. De heer des huizes spoort metelkens aan om allerlei fruit, havermout, etc te nemen 'want ik zal erg mager worden van alleen brood'. Ze werken hard, zijn bijna de hele dag tot laat in de avond weg en laten de kinderen over aan een vrouw (sinds een half jaar weduwe) die 24 uur per dag ter beschikking staat (moet staan) en nauwelijks de laatste bus op zaterdag kan halen om een dag naar haar eigen kinderen van 16 en 18 te gaan. Ikneem me voor eenshier en daar polsen hoe de situatie van (en de wetgeving voor)dienstmeiden is in Nicaragua. Wie weet is er een voedingsbodem voor een organisatie van dienstmeiden, zoals ik die zag ontstaan in México... Dit wordt dus de komende maanden mijn thuis in León. En ook deze ervaring is erg leerzaam voor me!
Open mind
Voor wat zich aandient in Leon en dat is altijd van alles! Ik documenteer dit verhaal met enkele foto's: ooit groene, roze, oranje kuikens gezien? Hier zijn ze op vrijdag en zaterdag te koop, ingevoerd vanuit Honduras, de verkoopster heeft geen idee hoe ze aan de kleur komen. Een levende leguaan naast je in de bus (sorry voor de foto in haast met tegenlicht): om 'te houden' volgens de eigenares, een ander zegt dat het vlees gegeten wordt. Carglass niet bij de hand? Dan rij je gewoon door met een meer dan kleine ster in de voorruit van je bus. En ook: Italiaanse opera (Cavalleria Rusticana , Pietro Mascagni) een Nicaraguaanse-Cubaanse-Italiaanse coproductie vanwege het zoveelste geboortejaar van de nationale poëet Ruben DarÃo. Op het centrale plein voor de kathedraal, natuurlijk buiten, compleet met prachtige belichting en een scherm met de Spaanse tekst. En vandaag naar het oude Leon, door de Spanjaarden vanaf 1524 gebouwd en 80 jaar bewoond. Aardbevingen, eruptie van de vulkaan én uitgeputte goudmijn veroorzaakten dat de stad werd verlaten en bedolven. Sinds een aantal jaren wordt er opgegraven, onderzoek gedaan en staat hij op de Werelderfgoedlijst van UNESCO. Kerk, klooster, gemeentehuis, woonhuizen een centrale straat geven een indruk van de stad van weleer; een fort biedt uitzicht op het meer Xolotlán met de vulkaan Momotombo. Een kleine inkijk in het weekendleven van mij hier.
Morgen, maandagochtend ga ik naar ‘kantoor'. Victor Manuel en ik maken samen een projectvoorstel af voor een onderdeel van ‘Vinculos Solidarios', zijn kinder- en jongerenorganisatie. Ik heb het voorbereid voor een Nederlandse financier en Victor Manuel zal het kritisch met me aanvullen. En dan duimen!
Jongerentheater in la Goyena: "dat ze een beetje kritisch worden"
In een evangelische kerk was ik nog niet eerder geweest in Nicaragua. De ruimte in la Goyena sur, een dorp op 13 (onverharde) km van Leon is sinds de orkaan Mitch in 1998 niet meer in gebruik als kerk: de huizen spoelden weg, de kerk bleef zonder gelovigen achter. Sindsdien is de kerk veranderd, uitgebreid, verbeterd (met betonnen vloer en zonnepanelen) door en voor het Centro Cultural Madre Tierra. Het is een plaats waar dagelijks meerdere groepen kinderen of jongeren komen om er muziek of handenarbeid te bedrijven, theaterpresentaties te maken of muurschilderingen. Ik ben met Daniel meegereden, hij komt hier 3 keer per week vanuit Leon en begeleidt verschillende jongeren- en kindergroepen.
Vandaag geeft hij een ‘Taller' (workshop)aan een groep van 16 jongeren in de leeftijd van 14 tot 18 jaar. Ze gaan een theaterstuk maken over huiselijk geweld. Dat is één van de drie projecten over huiselijk geweld die de Vriendschapsband Utrecht-Leon in 2012 ondersteunt. De jongeren druppelen binnen op deze warme donderdagmiddag. De vroegsten zingen buiten uit met overtuiging hun Nicaraguaanse liederen. Anderen sjezen op het laatste moment binnen op hun fietsen. Ze zijn er allemaal! Daniel heeft mijn komst voorbereid, ik vertel dat ik over hen zal schrijven zodat de Utrechters de voorbereidingen van hun theaterproject kennen. Spontaan maken ze een rondje waarin ze zich allen aan me voorstellen. Ik voel me lomp als ik bij hen zie dat ik het gebruik vergat om te gaan staan als je je voorstelt.
Op een bijna schuchtere en toch ook directe én interactieve manier introduceert Daniel het onderwerp van de workshop: huiselijk geweld. De bedoeling is dat de jongeren in deze workshop zich voorbereiden op het houden van interviews hierover in hun eigen omgeving. Die interviews gaan stof (verhalen) opleveren voor het theaterstuk dat ze in elkaar gaan zetten over huiselijk geweld.
Na een kort instructie over ‘open' en ‘gesloten' vragen, volgt de opdracht, deze keer voor subgroepen van jongen en meiden afzonderlijk. Die scheiding van sexe is logisch: de jongens gaan informatie lezen en vragen bedenken voor interviews aan de hand van de folder: 'laten we als mannen stop zeggen tegen huiselijk geweld'. De meiden hebben hun eigen folder: ' hoe kunnen we als vrouw onze zelfwaardering houden en verhogen?'
Van een afstand merk ik op dat het gedrag van jongens en meiden verschillend is en eigenlijk precies zoals ik in Nederland zou verwachten: de jongens hangen quasi ongeïnteresseerd over een tafel in hun subgroep, maken grappen en lezen toch tussen die bedrijven door geconcentreerd hun folder. Om vervolgens wel degelijk vragen te formuleren en op te schrijven op hun flap. De meiden werken serieus en gedetailleerd, onder aanvoering van twee informele leidsters.
In de plenaire presentatie lichten ze zelf hun vragen toe. Ze zijn flink direct en ik voel dat Daniel probeert te ‘prikken' of de vragen zo gesteld kunnen worden bij ‘hun buren' en of er misschien minder bedreigend gevraagd kan worden naar fysieke gevolgen van huiselijk geweld. Ogenschijnlijk komt er weinig reactie (het reflecteren blijft moeilijk, evalueert Daniel later tegen mij), maar ik zie de geconcentreerde blik gericht op Daniel: wat een aandacht en wat een vertrouwen in hun begeleider!
Na dit zware onderdeel, over naar improvisatie: dat is vooral hun ding. 4 Subgroepen bereiden in no time sketches voor over huiselijk geweld. Daar is veel ervaring mee, constateer ik doordat ze zinnen en gedrag als vanzelfsprekend met alle emoties van dien uit hun mouw schudden. Ik ben verbijsterd als ik in twee van de vier stukken zie dat de zoon des huizes een vanzelfsprekende coalitie heeft met zijn vader en tegen moeder en dochter. En in alle stukken komt de riem uit de broek van pa, omdat moeder en dochter geen eten klaar hebben (want geen geld!) en stellen de twee vrouwen zich klein, bang en onderdanig op.
De jongeren reflecteren naderhand vooral op elkaars acteren: hoe sommigen voor het eerst hun rol prachtig hebben gespeeld met veel emotie en waarheidsgetrouw. Moeilijk blijft het, ondanks herhaald vragen van Daniel, om over de inhoud van hun stukken te praten.
Tot slot krijgen ze huiswerk: iedere groep houdt de komende week 5 interviews over huiselijk geweld in hun omgeving en maakt er een verslag van. Bij voorkeur getypt op een computer ('Daar dring ik op aan, omdat het voor hun toekomst essentieel wordt om een computer te kunnen gebruiken, terwijl er nauwelijks een computer binnen hun bereik is' merkt Daniel later op). De jongeren blijven na de bijeenkomst hun huiswerk plannen. Wij vertrekken in de vrachtwagen van Daniel.
Er springen nog wat jongeren de achterbak in. Ze komen van ver, te voet. Ik merk dat Daniel tevreden is over enkele jongeren die voor het eerst een rol speelden: 'dat ene jongetje bijvoorbeeld is er al lang bij, doet mee maar zegt eigenlijk nooit wat, tot vandaag: hij glansde in zijn rol!'. 'Dat is een prachtig effect van deze theatergroep, dat jongeren zich leren uitrukken, leren te praten in een groep' En, vervolgt Daniel, 'Al deze jongeren hebben hun geschiedenis. Sommigen waren aan de drugs geweest zonder deze groep, ze vinden er een basis, een sociale omgeving, aandacht, vertrouwen in een ander'. En dat zijn toch wel veel vliegen in één theaterklap, denk ik bij mezelf.
'En wat houdt jou nou gemotiveerd in deze omgeving van la Goyena, waar de problemen van armoede en van de suikerrietonderneming legio zijn, waar uitzicht op verandering en ondersteuning door de Nicaraguaanse overheid nog zo ver lijkt?', vraag ik aan Daniel. Het antwoord is kort en veelzeggend: 'Ik wil ze gewoon een beetje kritisch maken, dat er meer is in hun leven dan werken, loon verzuipen op zaterdag, hun vrouw slaan en maandag weer aan het werk. En van de jeugd zullen we het moeten hebben, ook voor een verandering van de (politieke) situatie in Nicaragua'.
Vogels kijken met Jasmina en Carlos
Afgelopen zondagochtend heel vroeg (6.30 uur) bevond ik mein de houten kayak van Jasmina en Carlos, een echtpaar dat in Penjitas woont aan de Pacific kust van Nicaragua, op 20 km van Leon. Omdat ik op maandag heb afgesproken met Victor Manuel, (de directeur van de organisatie voor kinderen en jeugd), ben ik zaterdag al uit Matagalpa afgereisd naar Leon en meteen doorgegaan naar de kust (uiteraard hobbelen in een overvolle bus; ik wring me staand in een hoek van 90 graden om iets van het landschap te zien; halverwege zie ik moeder en dochter, die ik al signaleerde op het busstation, met de taart van 3 verdiepingen uitstappen. De dochter zou een deelnemer zijn voor de Nederlandse Beweegkuur, maar ja, wat wil je met die mierzoete suikergespoten taarten, waar ze onderweg met een vinger telkens een en ander van wegsnoept.) Een droog landschap waardoor ik me even in de Waterleidingduinen waan en ik denk te merken dat ik (lauwwarme) zeewind voel (de wens is...)
Richting kust dus, niet om aan het strand te liggen (ik verbrand hier levend en verveel me in 5 minuten), wél om het natuurreservaat van de mangrovebossen in te gaan, met een enorme diversiteit aan vogels: Isla Juan Venado. Een kreek van 23 km van zee tot zee, waardoor een eiland is ontstaan. Ik wist dat er een ‘bezoekerscentrum' is en dat daar door de mensen zelf van het gehucht ‘tours' worden aangeboden. Daarmee bekostigen ze bescherming en onderhoud (herbebossing van de mangrove na storm; bescherming van de eieren die de zeeschildpadden op het strand leggen, voordat ze gejat en verkocht worden). Na aankomst in een hotelletje (van een Franse dame, de toerismebranche is in sommige streken voor een groot gedeelte in handen van buitenlandse ondernemers met geld om te investeren; iets voor mikrokrediet, vraag ik me af) meteen naar dat centrum. Jammer dat ze geen kaart van het gebied hebben en ik het moet doen met hun kaart aan de wand. Met een gedreven baasje van middelbare leeftijd, bespreek ik de mogelijkheden en mijn wensen: vogels, natuur en geen behoefte aan het strand. Alles kan voor die 'veeleisende' toeristen. Dus dat is snel geregeld.
De rest van de zaterdag loop ik over het zand van de drooggevallen baai en ontdek vogels en andere dingen: Ik kom vissers tegen in de kreken, tot hun middel of verder in het water; een paar van hen lopen voor me uit prikkend met een soort drietand. Ik vraag hen wat ze vangen: de zak gaat open en ik zie krabbetjes! Later, als de baai weer volgestroomd is, komen de vissers in hun boten met vis terug en dan wordt het snel donker met mooie luchten.
En op zondagochtend ben ik dus op pad met Jasmina en Carlos. Carlos is actief lid van de ‘comunidad'; leidt toeristen rond in de houten kayak, is onderdeel van de brigade die de eieren op het strand beschermt, zodat ze kans krijgen om uit te komen, is visser én blijkt ogen te hebben waar Jasmina en ik erg jaloers op zijn. Het gebied in, tegen de zon in, maar Carlos ziet alles: groene leguanen op groen blad, jongen van ijsvogels, groene parkieten, ibissen, je kunt het zo gek niet bedenken. Telkens als ik merk dat hij zijn buitenboordmotortje ‘omdraait' en Jasmina en ik in een dieselwalm terechtkomen, heeft hij weer wat ontdekt en gaat hij terug. Het laatste stukje pas de motor uit, dus veel is er dan letterlijk gevlogen. Maakt niet uit, ik zie veel! Allerlei soorten reigers, grote en kleine zilverreigers (van de laatste honderden, duizenden?), grote en kleine blauwe reigers en de groene (lijkt op een kwak) in grote getale. Ik ontdek een vogel 'als een kip', Carlos heeft al gezien dat er een paartje is, we vinden hem op mijn geplastificeerde kaart (Wildlife in Nicaragua, soorten die veel voorkomen) en het blijkt een soort ral te zijn, ook hier redelijk weinig zichtbaar. Ik voel me op dit tochtje mevrouw de toerist en tegelijkertijd geniet ik ervan.
Ook van deze twee mensen, die het zichtbaar goed hebben met elkaar. Naarmate ze merken dat ik het naar mijn zin heb, kletsen we wat meer. Jasmina vertelt van haar vier kinderen, ook 3 jongens en een meisje, net als in mijn gezin, waar ze naar vroeg, toen ze hoorde dat ik geen kinderen heb. Ik druk haar op het hart ook de jongens in het huishouden mee te laten helpen.
Carlos vertelt met passie over het gebied, over de herbebossing (vaak komen vrijwilligers uit het buitenland meehelpen, samen met de scholieren uit het dorp: lijkt me een geweldige klus), ik zie inderdaad jonge aanplant. En over de 4 soorten Mangrove bomen: rood, wit en zwarte boom, allemaal met verschillende soorten wortel, als filters in het moerassig gebied en nog een vierde op het drogere eiland. Hij laat me een blad proeven: erg zout! De vogels die we zien, zoeken we telkens op (hij kent ze, behalve de trekvogels!), in mijn gebrekkige documentatie. Een vogelgidsje van Costa Rica, uit Nederland meegenomen en de geplastificeerde kaart met ‘Wildlife in Nicaragua'. Daar is hij meteen wild enthousiast over en ik bied aan er één mee te brengen uit Matagalpa.
Hoewel we een afspraak hebben voor 3 uur en om tot een bepaald punt te gaan, blijken zij vooral dat laatste aan te houden. Door ons regelmatig vogeloponthoud gaan we dat van geen kanten halen. We besluiten dat we even te voet doorsteken naar het strand en dan teruggaan ('zodat er wat over blijft voor de volgende keer').
Rond 10.30 neem ik afscheid van Carlos die de boot aanmeert en dank hem hartelijk. Samen met Jasmina loop ik terug naar ons uitgangspunt. Als ik haar vraag of ze hier al van kinds af aan woont, antwoordt ze: 'Nee, pas enkele jaren, sinds ik met Carlos ben. Mijn man is 4 jaar geleden in Costa Rica vermoord, ik bleef achter met de 4 kinderen van 4 - 10 jaar. Gelukkig kwam ik Carlos tegen. Met hem heb ik geen kinderen.' We praten er nog even op door en tenslotte zegt ze, tja je moet nu eenmaal door in het leven. Ik beaam het van harte. Ze geeft me hun mobiele nummers voor als ik weer kom. Ik beloof terug te komen, al is het maar om hen de ‘Wildlife in Nicaragua' kaart te brengen.